De inspecteur verleent een teruggaaf van € 74.336 aan X. X verzoekt de inspecteur om de beschikking te vernietigen, omdat hij geen recht heeft op de teruggaaf. De inspecteur stelt vast dat er sprake is van een vergissing en corrigeert de gevolgen van de teruggaafbeschikking via een btw-naheffingsaanslag van € 74.336. Naar aanleiding van het bezwaar van X vermindert de inspecteur de naheffingsaanslag naar nihil, omdat de Belastingdienst niet het recht heeft om op grond van art. 20 lid 1 tweede volzin AWR het abusievelijk bij beschikking teruggegeven bedrag na te heffen. Het door X teruggestorte bedrag wordt administratief verwerkt. X gaat in beroep. Hij wil dat zijn btw-identificatienummer wordt ontkoppeld van de ondernemer voor wie de door X ontvangen teruggaaf was bestemd. Rechtbank Noord-Nederland verklaart het beroep niet-ontvankelijk, waarop X in hoger beroep gaat.
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat X geen belang heeft bij het door hem bij de rechtbank ingestelde beroep. Het hof overweegt hierbij dat de beslissing op het verzoek van X om iedere aanwijzing uit de administratie van de Belastingdienst te verwijderen dat aan hem een btw-teruggaaf is verleend, geen voor bezwaar en beroep vatbare beslissing van de inspecteur is. De rechtbank heeft X dan ook terecht niet-ontvankelijk verklaard.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 6:4