Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de redelijke termijn voor gemeenten om te beslissen op WOZ-bezwaren gelijk is aan de wettelijke termijn. Aangezien de redelijke termijn voor bezwaar en beroep twee jaar blijft, betekent dit een verkorting van de redelijke termijn voor de rechtbank in de beroepsfase. 

X is eigenaar van een woning in de gemeente Tilburg waarvan de WOZ-waarde voor het belastingjaar 2010 is vastgesteld op een bedrag van € 380.000. Rechtbank Breda verklaart het beroep van X tegen de WOZ-waarde ongegrond, maar heropent wel het onderzoek ter voorbereiding van een nadere uitspraak over de immateriële schadevergoeding inzake overschrijding van de redelijke termijn en merkt de Minister van Veiligheid en Justitie aan als partij in die procedure.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de redelijke termijn voor gemeenten om te beslissen op WOZ-bezwaren gelijk is aan de wettelijke termijn. Aangezien de redelijke termijn voor bezwaar en beroep twee jaar blijft, betekent dit een verkorting van de redelijke termijn voor de rechtbank in de beroepsfase. De rechtbank overweegt dat de wetgever in art. 30 Wet WOZ bewust een uitzondering heeft gecreëerd op de ‘normale' voor bestuursorganen geldende termijn, dit vanwege de piekbelasting bij gemeenten. De bezwaarfase heeft in de zaak van X in ieder geval onredelijk lang geduurd voor zover de duur daarvan de wettelijke termijn heeft overschreden. De beroepsfase heeft dan als regel onredelijk lang geduurd voor zover zij meer tijd in beslag heeft genomen dan de tijd die van de tweejaarstermijn resteert na aftrek van de duur van de bezwaarfase. Rekening houdend met het voorgaande ontvangt X een schadevergoeding van € 1000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 30

Algemene wet bestuursrecht 8:73

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

1

Gerelateerde artikelen