Belanghebbende, X, verzoekt de gemeente Hilversum per brief van 5 juli 2004 om teruggaaf van 50% van de door haar betaalde bouwleges (ruim € 380.000). Als de heffingsambtenaar dit verzoek afwijst, stelt X met toepassing van art. 7:1a Awb beroep in bij Rechtbank Amsterdam. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ook Hof Amsterdam stelt X in het ongelijk. Daarbij wijst het hof het verzoek van X om een schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn af. De Hoge Raad oordeelt dat deze afwijzing onterecht is en verwijst de zaak naar Hof 's-Gravenhage (thans: Hof Den Haag).
Hof Den Haag oordeelt dat de redelijke termijn in beroep en hoger beroep is overschreden met één jaar en tien maanden. X ontvangt in verband met deze overschrijding van (afgerond) twee jaar een vergoeding van € 2.000 vermeerderd met wettelijke rente. Omdat de gemeente ter zake van de termijnoverschrijding geen verwijt kan worden gemaakt, draait de Staat op voor zowel de schadevergoeding als de door X gemaakte proceskosten in hoger beroep en in het geding na verwijzing.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:73