Bij de beantwoording van enige Eerste Kamervragen over EU-voorstellen op het gebied van de vennootschapsbelasting constateert de Staatssecretaris van Financiën dat de Eerste Kamer van hem de toezegging wil hebben dat hij zich ten aanzien van de voorstellen voor een gemeenschappelijke geconsolideerde heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCCTB) en voor een gemeenschappelijke heffingsgrondslag voor de vennootschapsbelasting (CCTB) bij de verdere onderhandelingen zal verzekeren van de steun van de Eerste Kamer en dat hij onder parlementair voorbehoud aan de onderhandelingen in de Raad zal deelnemen. Hij reageert op deze wens met de mededeling dat hij geconstateerd heeft dat zowel de Eerste Kamer als het kabinet en de Tweede Kamer de subsidiariteit van beide voorstellen als negatief beoordelen. Evenals de Eerste Kamer is de opstelling van het kabinet in de onderhandelingen dan ook uiterst kritisch. De Eerste Kamer zal op de gebruikelijke wijze over de besprekingen van de voorstellen in de Ecofinraad worden geïnformeerd. Daarnaast is de staatssecretaris altijd bereid de Eerste Kamer desgevraagd nader te informeren over de Nederlandse inzet en deze met de Eerste Kamer af te stemmen. Nederland heeft in de onderhandelingen in Raadsverband aangegeven dat beide Kamers en het kabinet de CCTB- en CCCTB-voorstellen niet in overeenstemming achten met het subsidiariteitsbeginsel.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Vennootschapsbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 17 mei