De heer X is in 2007 directeur-grootaandeelhouder van X bv en heeft een uitkering van het UWV. In geschil is zijn ib/pvv-aanslag over 2007 en met name of hij dividendbelasting kan verrekenen, alsmede de hoogte van de heffingsrente. Rechtbank Haarlem oordeelt dat er geen bewijs is dat er door X bv in 2007 daadwerkelijk dividendbelasting is afgedragen. Met betrekking tot de heffingsrente wordt geoordeeld dat de voorlopige aanslagen snel genoeg zijn opgelegd en dat de periode tussen de indiening van de aangifte en het opleggen van de definitieve aanslag voldoende voortvarend door de inspecteur is benut om de noodzakelijke informatie te vergaren. X stelt in hoger beroep dat uit de vpb-aangifte over 2007 van X bv bleek dat er rente aan hem was uitbetaald.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur na ontvangst van de vpb-aangifte niet verplicht was direct een hogere voorlopige aanslag aan de heer X op te leggen. Bij het berekenen van de heffingsrente is ook voor het overige geen rechtsregel geschonden. Het beroep van X is slechts gegrond, aangezien niet meer in geschil is dat de rentecorrectie in box-1 had dienen samen te gaan met een vermindering in box-3. De dividendbelasting is pas in 2008 ingehouden en afgedragen en verrekening daarvan kan in 2007 dus niet aan de orde zijn.