X is oud-registeraccountant en werkt tot zijn 65ste bij een groot accountantskantoor (PWC). Na zijn pensioen exploiteert X met zijn bv een eigen aangiftepraktijk. Vanaf 2015 zet X die activiteiten voort als eenmanszaak. X betaalt € 30.000 aan de bv voor overname van de activiteiten/klanten (goodwill). Deze goodwill wordt op de fiscale balans van de eenmanszaak geactiveerd en in drie jaar geheel afgeschreven. In geschil zijn de navorderingsaanslagen en de 25%-vergrijpboeten. Volgens Rechtbank Noord-Holland had X als oud-registeraccountant moeten weten dat de afschrijvingstermijn van goodwill minstens tien jaar is. X gaat in hoger beroep.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur geen ambtshalve verzuim heeft begaan door de aangiften niet te controleren. Afwaardering op de lagere bedrijfswaarde is onder omstandigheden mogelijk en uit de aangiften valt op zichzelf niet af te leiden dat die omstandigheden zich niet voordeden. De inspecteur heeft dus een nieuw feit. De boeten zijn terecht gegrond op grove schuld, omdat X onbegrijpelijk en grof onachtzaam heeft gehandeld door niet zijn belastingalmanak te raadplegen. Er is geen reden om de boeten verder te matigen dan de rechtbank wegens het overschrijden van de redelijke termijn al heeft gedaan. Het beroep van X is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e
Wet inkomstenbelasting 2001 3.29c
Wet inkomstenbelasting 2001 3.30
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Hof Amsterdam
Editie: 6 maart