Belanghebbende, X, wordt door de inspecteur aangeslagen in de IB/PVV 2005 voor het niet opgeven van een buitenlandse bankrekening. Dit is gebeurd in het kader van het project Bank Zonder Naam.
Rechtbank Noord-Holland oordeelt dat de Belastingdienst aannemelijk heeft gemaakt dat X (mede)houder was van de in de renseignementen vermelde buitenlandse bankrekening. De rechtbank verwijst kortheidshalve naar haar oordeel in de zaken van de echtgenoot van X. Vervolgens oordeelt de rechtbank dat de Belastingdienst terecht omkering van de bewijslast heeft toegepast, dat X niet heeft doen blijken dat de uitspraak op bezwaar onjuist was en dat de schatting van de inkomsten van X door de inspecteur redelijk was. Het beroep van X op het gelijkheidsbeginsel faalt. De rechtbank verklaart het beroep van X ongegrond, maar heropent wel het onderzoek ter voorbereiding op een nadere uitspraak over het verzoek van X om (immateriële) schadevergoeding.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 47
Algemene wet inzake rijksbelastingen 25-3