Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Nederlandse bezwaartermijn de belastingplichtige niet op zodanige wijze belemmert dat het recht op teruggaaf van in strijd met het Europees recht betaalde nationale belasting niet kan worden geëffectueerd.

X doet in november 2010 BPM-aangifte voor de registratie van een Audi, type A6. De verschuldigde BPM is vervolgens ook betaald. X maakt pas in mei 2012 bezwaar tegen de voldoening. In geschil is of het bezwaar terecht niet-ontvankelijk is verklaard en of de inspecteur X eerst had moeten horen. Volgens X is de termijnoverschrijding verschoonbaar omdat sprake is van strijd met het EU-recht (zie conclusie A-G HvJ EU 23 april 2015, nr. C-69/14). Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de Nederlandse bezwaartermijn de belastingplichtige niet op zodanige wijze belemmert dat het recht op teruggaaf van in strijd met het Europees recht betaalde nationale belasting niet kan worden geëffectueerd (zie HR 24 januari 2003, nr. C01/321, NJ 2003/629). Uit de door X aangehaalde conclusie volgt juist dat het EU-recht de nationale rechter niet gebiedt om nationale procedureregels buiten toepassing te laten, ook al zou daardoor een schending van het EU-recht worden opgeheven. Aangezien het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk was, was de inspecteur niet verplicht om X te horen. Het beroep van X is ongegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 14 september

13

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen