Volgens Hof ’s-Hertogenbosch is het tijdstip waarop het beboetbare feit is begaan bepalend voor het van toepassing zijnde boetebeleid.

X heeft uitstel gekregen voor het doen van de aangifte ib/pvv 2014 tot en met 1 september 2015. Pas na een herinnering en een aanmaning wordt de aangifte op 26 februari 2016 ingediend. Gevolg is de in geschil zijnde verzuimboete van € 344 voor het te laat doen van aangifte. Volgens X moet de verzuimboete op grond van boetebeleid, dat voorziet in de matiging van verzuimboeten, worden verminderd tot € 49 omdat hij alsnog aangifte heeft gedaan. De beboetbare gedraging heeft zich voorgedaan op een moment dat voor verzuimboeten het in een werkinstructie van de Belastingdienst opgenomen beleid betreffende paragraaf 21 lid 8 BBBB nog gold. De inspecteur stelt dat er voor matiging geen plaats is. Pas in het jaar 2016 is aangifte gedaan, dat is nadat het boetebeleid op 1 januari 2016 is ingetrokken.

Volgens Hof ’s-Hertogenbosch is het beboetbare feit, het niet tijdig doen van aangifte, begaan in het jaar 2015. Het in dat jaar geldende beleid is van toepassing, ook al is de voorwaarde om voor toepassing van dit beleid in aanmerking te komen, het alsnog doen van aangifte, pas vervuld na het vervallen van dit beleid. Het tijdstip waarop het beboetbare feit is begaan is bepalend. Het hof vermindert de verzuimboete tot € 49. Het hoger beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hof 's-Hertogenbosch

Editie: 20 maart

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen