De Hoge Raad oordeelt dat het hof de eis van de informatiebeschikking ten onrechte heeft gebaseerd op de grond dat de inspecteur volgens art. 27a AWR de mogelijkheid had in de beroepsfase een informatiebeschikking te geven.

Belanghebbende, X bv, geeft adviezen aan een Poolse firma over de (meest) geschikte verkoop van haar tuinbouwproducten. In geschil is de VPB-aanslag over 2005 en in het bijzonder de hoogte van de kostenaftrek. In augustus 2009 gaat X bv in beroep bij Rechtbank Leeuwarden wegens het door de inspecteur niet tijdig beslissen op haar bezwaarschrift. De rechtbank oordeelt dat X bv de afgetrokken advocaatkosten - ondanks het gestelde vertrouwelijke karakter - toch moet onderbouwen. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat omkering en verzwaring van de bewijslast wegens schending van de informatie- en administratieplicht niet aan de orde is, aangezien de inspecteur na 1 juli 2011 in de beroepsfase (conform art. 27a AWR) een informatiebeschikking had kunnen nemen. Met betrekking tot de winstcorrectie bedrijfskosten maakt de inspecteur niet aannemelijk dat de uitgaven zijn gedaan ter bevrediging van de persoonlijke behoeften van de aandeelhouder. Het beroep van X bv is in zoverre gegrond. De Staatssecretaris van Financiën en X bv gaan in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het hof de eis van de informatiebeschikking ten onrechte heeft gebaseerd op de grond dat de inspecteur volgens art. 27a AWR de mogelijkheid had in de beroepsfase een informatiebeschikking te geven. Het hof heeft daarmee namelijk miskend dat de inspecteur in de beroepsfase slechts een informatiebeschikking kan geven als de rechtbank gebruik maakt van de haar in art. 27a AWR gegeven bevoegdheid om te bepalen dat Hoofdstuk VIII, afdeling 2 (art. 47 t/m 56) AWR gedurende een door de rechtbank te bepalen termijn van toepassing blijft. Aangezien de uitspraak van het hof en de gedingstukken uitwijzen dat de rechtbank van die bevoegdheid geen gebruik heeft gemaakt, was de inspecteur niet in de gelegenheid in de beroepsfase een informatiebeschikking te geven. De omstandigheid dat de inspecteur de rechtbank ook in die zin heeft geadviseerd, is zonder betekenis. Hoewel het middel van de Staatssecretaris in zoverre terecht is, kan het niet tot cassatie leiden. Het hof heeft namelijk geoordeeld dat de door de inspecteur aangevoerde gronden omkering en verzwaring van de bewijslast niet rechtvaardigen. Dat oordeel wordt in cassatie niet bestreden. De beroepen van de Staatssecretaris en X bv zijn voor het overige ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 47

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27a

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Algemene wet inzake rijksbelastingen 52a

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen