De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank in het dictum van haar uitspraak de boeten ten onrechte niet heeft berekend over de nagevorderde bedragen aan IB/PVV, maar over de door de inspecteur na bezwaar vastgestelde belastbare inkomens uit werk en woning.

Aan belanghebbende, X, worden over de jaren 2003 t/m 2005 navorderingsaanslagen IB/PVV met boeten opgelegd. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de boeten conform het standpunt van de inspecteur verminderd moeten worden tot 5% van de verschuldigde belasting over de inkomsten uit hennepteelt van X in de onderhavige jaren. In het dictum vermindert de rechtbank deze boeten tot € 2933 (2003), € 6163 (2004) en € 1231 (2005). Hof Arnhem-Leeuwarden acht boeten van 8% passend en geboden. Omdat de rechtbank de boeten op een lager bedrag heeft vastgesteld en de inspecteur geen (incidenteel) hoger beroep heeft ingesteld, bevestigt het hof de beslissing van de rechtbank over de boeten.

De Hoge Raad oordeelt dat de rechtbank in het dictum van haar uitspraak de boeten ten onrechte niet heeft berekend over de nagevorderde bedragen aan IB/PVV, maar over de door de inspecteur na bezwaar vastgestelde belastbare inkomens uit werk en woning. Aangezien het hof de uitspraak van de rechtbank in hoger beroep heeft bevestigd, zijn de boeten naar onjuiste grondslagen vastgesteld. De Hoge Raad vermindert de boeten alsnog tot € 1012 (2003), € 2518 (2004) en € 239 (2005).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67e

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen