De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur terecht een vrijvalwinst in aanmerking heeft genomen. De Hoge Raad verwijst hierbij naar eerdere jurisprudentie.

Belanghebbende, X bv, zegt een pensioen toe aan haar dga, D. Het opgebouwde pensioen bedraagt per 1 januari 2009 € 86.436. De feitelijke zetel van X bv wordt per 1 januari 2009 verplaatst van Curaçao naar Nederland. De pensioenverplichting wordt op de openingsbalans gewaardeerd op € 787.633. De inspecteur corrigeert de VPB-aangifte 2009 van X bv. Volgens de inspecteur bedraagt de waarde van het pensioenrecht op de (openings)balans per 1 januari 2009 € 1.717.583 en op de eindbalans per 28 februari 2009 € 1.341.766, zodat het belastbaar bedrag € 375.817 bedraagt. In geschil is of de inspecteur deze vrijvalwinst terecht in aanmerking heeft genomen. Rechtbank Gelderland oordeelt dat de inspecteur een vrijvalwinst bij de zetelverplaatsing van een pensioen-bv in aanmerking mag nemen. De rechtbank overweegt daarbij dat de waardering van de pensioenverplichting op de openingsbalans per 1 januari 2009 tegen de WEV moet plaatsvinden en op de balans per het einde van het boekjaar, met toepassing van art. 3.29 Wet IB 2001 en art. 8 lid 6 Wet VPB 1969. De vrijvalwinst die hierdoor ontstaat, behoort volgens de rechtbank tot de belastbare winst van X bv. Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur de vrijvalwinst ten onrechte in aanmerking heeft genomen. Het hof wijst daarbij op de discussie die zich voordeed met betrekking tot de openingsbalansproblematiek van de per 1 januari 1992 belastingplichtig geworden directiepensioenlichamen (Brede Herwaardering I). Volgens het hof volgt uit deze discussie dat art. 3.29 Wet IB 2001 en art 8 lid 6 Wet Vpb 1969 slechts zien op mutaties van pensioenverplichtingen die zich in een bepaald jaar voordoen. Vervolgens stelt het hof vast dat pensioenverplichtingen die in de openingsbalans worden gewaardeerd tegen de WEV, in de eindbalans van het eerste jaar van de belastingplicht onaangetast blijven. Het gelijk is aan X bv. Het hof vermindert de aanslag tot een aanslag van nihil.

De Hoge Raad oordeelt, onder verwijzing naar zijn arrest van 16 oktober 2015, nr. 13/04121 (V-N 2015/52.12), dat de inspecteur terecht een vrijvalwinst in aanmerking heeft genomen. Volgens de Hoge Raad blijkt uit de wetstekst en de wetsgeschiedenis van art. 3.29 Wet IB 2001 en art. 8 lid 6 Wet VPB 1969 dat er geen reden is om de waarderingsregels uit deze bepalingen buiten toepassing te laten als zij ertoe leiden dat een gedeelte van een pensioenvoorziening verplicht ten gunste van de winst vrijvalt. De Hoge Raad doet de zaak vervolgens zelf af. Op grond van een compromis dat partijen hebben gesloten, stelt de Hoge Raad de vrijval vast op € 350.000.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.29

Wet op de vennootschapsbelasting 1969 26

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 december

4

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen