De Hoge Raad oordeelt dat het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule onder omstandigheden verschoonbaarheid van de overschrijding van de bezwaartermijn kan meebrengen. Het oordeel van het hof berust dus op een onjuiste rechtsopvatting.

X bv voldoet op 17 mei 2010 een BPM-bedrag op aangifte. Tegen deze voldoening maakt X bv pas op 28 februari 2012 bezwaar. In geschil is of het bezwaar terecht wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk is verklaard. Volgens X bv had de inspecteur op de aangifte en/of op het betaalbericht een rechtsmiddelverwijzing moeten vermelden. Rechtbank Den Haag oordeelt dat de voldoening op aangifte plaats vindt op initiatief van X bv zonder dat de inspecteur hier enige bemoeienis mee heeft. Hof Den Haag oordeelt dat de termijnoverschrijding niet op de voet van art. 6:11 Awb verschoonbaar is. Aan de BPM-heffing ligt namelijk geen besluit van een bestuursorgaan aan ten grondslag. Er is dus ook geen wettelijke verplichting tot rechtsmiddelverwijzing. X bv gaat in cassatie.

De Hoge Raad oordeelt dat het ontbreken van een rechtsmiddelenclausule onder omstandigheden verschoonbaarheid van de overschrijding van de bezwaartermijn kan meebrengen (zie HR 5 december 2014, nr. 13/05778, V-N 2014/65.10 en nr. 13/05801, V-N 2014/65.9 en HR 2 oktober 2015, nr. 14/06024, V-N 2015/50.3). Het oordeel van het hof berust dus op een onjuiste rechtsopvatting. Als na verwijzing komt vast te staan dat X bv niet met vrucht een beroep kan doen op art. 6:11 Awb, dan stelt X bv op grond van HR 2 maart 2012, nr. 11/00785, V-N 2012/14.19 vergeefs dat zij een te hoog bedrag aan BPM heeft voldaan, zodat zowel het recht van de Unie als art. 1 van het Eerste Protocol bij het EVRM meebrengt dat overschrijding van de nationaalrechtelijke bezwaartermijn X bv niet kan worden tegengeworpen, dan wel dat bij de belastingrechter teruggaaf kan worden afgedwongen van de te veel betaalde BPM op grond van het beleid van de Staatssecretaris van Financiën, neergelegd in het Besluit ambtshalve verminderen of teruggeven (Stcrt. 2010, 20999). X had namelijk een effectieve mogelijkheid om het door haar op aangifte voldane bedrag in een fiscale procedure te bestrijden. Het beroep van X bv is deels gegrond. Volgt verwijzing naar Hof Amsterdam.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting, Belastingheffing van motorrijtuigen

Instantie: Hoge Raad

Editie: 21 december

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen