Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat een gebouw dat oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd als kantoorpand, naar zijn oorspronkelijke aard niet bestemd is voor bewoning.

De koopovereenkomst voor de aankoop van een gebouw wordt in april 2016 ondertekend. Kort na ondertekening maar vóór de juridische levering van het gebouw aan X gaat X over tot het verrichten van sloopwerkzaamheden, het treffen van voorbereidingen voor elektrische en sanitaire voorzieningen en het plaatsen van scheidingswanden. De juridische levering aan X vindt in juni 2016 plaats. X voldoet de aangifte overdrachtsbelasting op basis van het tarief van 6%. In geschil is of het gebouw aangemerkt kan worden als woning waardoor het verlaagde tarief van 2% overdrachtsbelasting van toepassing is. Volgens X is door de verbouwingen aan het gebouw de bouwkundige aard van het gebouw volledig verloren gegaan waardoor er sprake is van woning in aanbouw. Bij twijfel zou de publiekrechtelijke bestemming van het gebouw (hier: bewoning voor urgente doelgroepen) doorslaggevend moeten geven. De inspecteur is van oordeel dat het een bestaand kantoorpand betreft dat wordt getransformeerd en dat niet kan worden aangemerkt als een woning op het moment van de juridische levering.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het gebouw dat oorspronkelijk is ontworpen en gebouwd als kantoorpand, naar zijn oorspronkelijke aard niet bestemd is voor bewoning. Uitgangspunt is dan ook dat het geen woning is in de zin van de WBR. De verbouwing voorafgaand aan de levering is niet dusdanig dat het gebouw op het moment van levering naar zijn aard tot woning is bestemd. Er is ook geen sprake van een woning in aanbouw omdat er hier sprake is van een verbouwing van een al bestaand gebouw.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op belastingen van rechtsverkeer 14

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Belastingen van rechtsverkeer

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 2 januari

3

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen