Hof ‘s-Hertogenbosch oordeelt in hoger beroep dat er een bron van inkomen is vanwege de specifieke deskundigheid en ervaring van X als vastgoedondernemer. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

X is een succesvolle vastgoedondernemer. In 2004 koopt hij in privé een oud postkantoor. Vanaf 2005 worden er, mede in overleg met de gemeente die er een ondergrondse fietsenstalling wil vestigen, plannen voor ontwikkeld. De vergunning voor het verbouwen en uitbreiden wordt in oktober 2009 verleend. De verbouw begint eind 2009 als de laatste huurder is vertrokken. Naast een fietsenstalling heeft het pand nu een winkelfunctie en zijn er een hotel en een sportschool gevestigd. Voor de aanslag IB/PVV 2011 is in geschil of het transitievoordeel valt onder het resultaat uit overige werkzaamheid. Volgens X behoort het pand tot het vermogen in box 3 en valt de transitie onder normaal vermogensbeheer. Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat sprake is van een werkzaamheid en het resultaat van € 2.138.274 in het jaar van voltooiing moet worden belast. Als uitgangspunten bij het berekenen van het resultaat heeft te gelden dat de werkzaamheid is begonnen toen de vergunning werd aangevraagd en het pand € 10 mln. waard was. X gaat in hoger beroep.

Hof ’s-Hertogenbosch (V-N 2020/31.1.4) oordeelt dat er een bron van inkomen is vanwege de specifieke deskundigheid en ervaring van X. Hij mag wel kosten aftrekken voor het ter beschikking stellen van een bouwdepot aan een huurder; de verplichting daartoe staat namelijk in een 2011 gesloten huurovereenkomst. De inspecteur stelt vergeefs dat de betalingen aan de huurder zijn verricht na het einde van de werkzaamheid (zie HR 6 februari 2015, 13/06204, BNB 2015/100, V-N 2015/10.12). X claimt vergeefs aftrek van gederfde huurinkomsten. X kan namelijk slechts kosten aftrekken die hij daadwerkelijk heeft gemaakt. Het incidentele beroep van de inspecteur is gegrond ten aanzien van de vergoeding voor de bouwbegeleider, zijnde € 72.290 in plaats van € 743.780. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie zonder nadere motivering ongegrond (art. 81 lid 1 Wet RO).

Lees ook het thema Vastgoedexploitatie in de inkomstenbelasting.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.94

Wet inkomstenbelasting 2001 3.91

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Inkomstenbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 12 april

21

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen