Belanghebbende, X, is voor 40% arbeidsongeschikt verklaard. Hij heeft een eenmanszaak. Naast zijn werkzaamheden als metselaar treedt X op als onderaannemer. Naar aanleiding van een boekenonderzoek legt de inspecteur hem een naheffingsaanslag loonbelasting, inclusief boete en heffingsrente op van ruim € 1 miljoen omdat X niet voldoet aan de administratie- en bewaarplicht, de administratie van X niet heeft voldaan aan de eisen van het bedrijf en X geen kasadministratie bijhoudt. Bij uitspraak op bezwaar vermindert de inspecteur de naheffingsaanslag en kent hij aan X een proceskostenvergoeding toe van € 1744. In beroep eist X een integrale proceskostenvergoeding.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X recht heeft op een integrale proceskostenvergoeding omdat de inspecteur in verregaande mate onzorgvuldig heeft gehandeld. De inspecteur heeft de naheffingsaanslag opgelegd op basis van de uitkomsten van een boekenonderzoek, waarvan het feitencomplex onjuist is gebleken. Voor wat betreft de kasadministratie heeft de inspecteur in de bezwaarfase toegegeven dat die wel aanwezig was. Voor wat betreft de administratieplicht en de bewaarplicht gaat de controleur er van uit dat X de werkzaamheden heeft verricht tegen een tarief van € 35 per uur en zouden offertes, calculaties, urenregistratie, registratie van verwerkte materialen, agenda's en aannemingsovereenkomsten ontbreken. De tegenwerpingen van X dat hij zijn winsten maakt doordat hij vooral werkt op basis van aanneming van werk met ZZP' ers en het niet gebruikelijk is de gemaakte afspraken schriftelijk vast te leggen, heeft de inspecteur ten onrechte niet geverifieerd voordat hij de naheffingsaanslag oplegde. De inspecteur hield onwrikbaar vast aan de ‘urentheorie', zwarte lonen en omzetten en stond op geen enkele wijze open voor tegenargumenten. Niet vastgesteld is dat er negatieve kassen zijn (de vermogensvergelijkingen ‘klopten') en overigens zijn er in de administratie geen aantoonbare gebreken geconstateerd. De rechtbank concludeert dat X in aanmerking komt voor een integrale proceskostenvergoeding voor zowel de in de bezwaar- als in de beroepsfase gemaakte kosten en stelt die vast op in totaal € 65.083,25 waarvan de helft wordt toegerekend aan de procedure in de omzetbelasting.
Wetsartikelen:
Besluit proceskosten bestuursrecht 2