Rechtbank Arnhem oordeelt dat de feitelijke zeggenschap over belanghebbende bij D bv ligt. Er is sprake van organisatorische verbondenheid.

D bv houdt, via stichting E, de aandelen in belanghebbende (X bv). B houdt (indirect) de aandelen D bv en is bestuurder van D bv en stichting E. D bv is de bestuurder van belanghebbende. Belanghebbende heeft een schuld van ruim € 3,5 mln aan D bv en brengt de daarover verschuldigde rente in aftrek. De inspecteur is van mening dat er sprake is van een groep in de zin van art. 2:24b BW, waarvan belanghebbende en D bv onderdeel uitmaken, en corrigeert de renteaftrek op grond van art. 10d Wet Vpb. Belanghebbende stelt dat D bv geen overheersende zeggenschap over haar heeft, omdat haar aandelen zijn gecertificeerd en niet royeerbaar zijn, zodat er geen sprake is van een organisatorische verbondenheid en ook niet van een groep in de zin van art. 2:24b BW.  Rechtbank Arnhem oordeelt dat de feitelijke zeggenschap over belanghebbende bij D bv ligt. De rechtbank acht daarbij van belang dat D bv de bestuurder van belanghebbende is en dat B de enige bestuurder van D bv en stichting E is. Volgens de rechtbank heeft D bv – via B – de macht om het financiële en economische beleid ten aanzien van belanghebbende te bepalen. Volgens de rechtbank is er dan ook sprake van een groepsverband tussen belanghebbende en D bv. De inspecteur heeft dan ook terecht, onder toepassing van art. 10d Wet Vpb, de renteaftrek beperkt.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Vennootschapsbelasting

Instantie: Rechtbank Arnhem

0

Gerelateerde artikelen