Hof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank Overijssel en oordeelt dat terecht alleen die schadeposten in aanmerking zijn genomen die zijn veroorzaakt door de in de hoofdprocedure vastgestelde tekortkoming.

In 2013 heeft het (toenmalige) hof te Arnhem de fiscaal adviseur van X veroordeelt tot vergoeding van de schade die X heeft geleden als gevolg van de onjuiste/onvolledige advisering inzake vestiging van een opstalrecht voor plaatsing van een windturbine met een retributie. De omvang van de schade diende in een schadestaatprocedure te worden onderzocht. Rechtbank Overijssel stelde daartoe in 2017 vast dat de wanprestatie niet tot schade heeft geleid, de vorderingen van X werden afgewezen. X gaat in hoger beroep en stelt dat de rechtbank haar toetsingskader in de schadestaatprocedure heeft beperkt. De schade dient te worden vastgesteld door twee situaties met elkaar te vergelijken: de hypothetische situatie waarin X zou hebben verkeerd als hij wel was gewezen op de fiscale consequenties met de bestaande situatie (waarbij advies achterwege is gebleven). X stelt in de hypothetische situatie drie mogelijkheden: eigen exploitatie van een windmolen, een betere onderhandelingspositie in de huidige overeenkomst (of met een ander partij) en tot slot de mogelijkheid om de “postzegel” uit de agrarische onderneming naar zijn privévermogen over te brengen (waarbij het uiteindelijk in een besloten vennootschap zou worden ondergebracht vóór realisatie van de windmolen en vestiging van het opstalrecht waardoor hij bij het staken van zijn eenmanszaak niet zou hoeven af te rekenen over de stille reserves).

Hof Arnhem-Leeuwarden bekrachtigt het vonnis van de Rechtbank Overijssel en oordeelt dat terecht alleen die schadeposten in aanmerking zijn genomen die zijn veroorzaakt door de in de hoofdprocedure vastgestelde tekortkoming. De stelling van X dat hij in staat zou zijn geweest tot eigen exploitatie (middels externe financiering of door het verzilveren van de overwaarde in zijn onderneming) is onvoldoende onderbouwd. In navolging van de rechtbank oordeelt het hof voorts dat ook de stelling dat hij een betere onderhandelingspositie had kunnen hebben tekortschiet. Vastgesteld is immers dat X zich ten tijde van het advies in een benarde financiële situatie bevond en dringend geld nodig had. Tot slot heeft X ook niet aannemelijk gemaakt dat hij schade heeft geleden als gevolg van het feit dat hij de “postzegel” niet ten tijde van de advisering naar privé heeft overgedragen.

[Bron Uitspraak]

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Civiel recht algemeen, Verbintenissenrecht

Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden

Editie: 20 januari

9

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen