Rechtbank Zeeland-West-Brabant beslist dat de inspecteur in de bezwaarfase onzorgvuldig heeft gehandeld. X had toen de gelegenheid moeten krijgen zich uit te laten over de overschrijdingen van de bezwaartermijn. Volgt terugwijzing.

Belanghebbende, X, emigreert in het jaar 2008 vanuit Nederland naar Polen. X geeft de Belastingdienst door dat het adres van zijn vader als correspondentie-adres moet worden gebruikt. In 2013 en 2014 legt de inspecteur X aanslagen IB/PVV op over de jaren 2010 en 2011. Beide aanslagen zijn opgelegd conform de ingediende aangiften. De aanslagbiljetten zijn verstuurd naar het adres van de vader. In mei 2019 maakt X bezwaar tegen de aanslagen. In het bezwaarschrift meldt X dat hij vermoedt dat er valse aangiften zijn gedaan en dat er misbruik is gemaakt van zijn burgerservicenummer. De inspecteur verklaart de bezwaren niet-ontvankelijk vanwege termijnoverschrijding. X komt in beroep en stelt dat zijn vader aan hem heeft toegegeven dat hij fraude heeft gepleegd met X' gegevens. X kwam daar pas in mei 2019 achter.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant gaat er veronderstellenderwijs vanuit dat er fraude is gepleegd door de vader. De (veronderstelde) omstandigheden zijn zo bijzonder dat volgens de rechtbank niet bij voorbaat kan worden uitgesloten dat X niet in verzuim is geweest. Zwaarwegend in dit verband is met name dat de fraude is gepleegd door een vader en dat het niet-informeren over de aanslagen onderdeel is van de fraude. De inspecteur heeft onzorgvuldig gehandeld door X in de  bezwaarfase niet de gelegenheid te stellen zich uit te laten over de overschrijdingen van de bezwaartermijn. Volgt terugwijzing naar de inspecteur. De beroepen zijn gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 20 januari

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen