Eiseres, X bv, moet voor 1 juni 2010 aangifte vennootschapsbelasting 2009 doen. Zij ontvangt eerst een herinnering (dagtekening 6 juli 2010) en daarna een aanmaning (dagtekening 13 september 2010) om voor 28 december 2010 alsnog aangifte te doen. X bv dient de aangifte uiteindelijk op 11 november 2010 in. De inspecteur beschouwt deze te late aangifte als bezwaar tegen de op 4 december 2010 gedagtekende ambtshalve aanslag vennootschapsbelasting met boete van € 2460. Op 14 december 2010 bericht de Belastingdienst X bv dat de aanslag zal worden verminderd maar de verzuimboete in stand zal blijven. De officiële uitspraak op bezwaar heeft als dagtekening 31 december 2010. Op 26 januari 2011 maakt X bv bezwaar tegen het handhaven van de boetebeschikking. In een uitspraak op bezwaar van 11 juni 2011 halveert de Belastingdienst de verzuimboete.
Rechtbank 's-Gravenhage oordeelt dat met de uitspraak op bezwaar van 31 december 2010 de behandeling van het bezwaar eindigt. De door de Belastingdienst genomen tweede uitspraak op bezwaar van 11 juni 2011 moet worden aangemerkt als een ambtshalve vermindering (vlg. 20 januari 2012, nr. 10/02678, V-N 2012/7.8). Uit proceseconomische redenen neemt de rechtbank wel een beslissing op de brief van X bv van 26 januari 2011 die moet worden beschouwd als een tijdig ingediend beroepschrift. De rechtbank overweegt dat van afwezigheid van alle schuld geen sprake is. De factoren die X bv hiervoor aandraagt – de veronderstelling van X bv dat haar gemachtigde uitstel had gevraagd, de verhuizing van de onderneming en het feit dat het om de eerste aangifte gaat – zijn daarvoor onvoldoende. De twee laatstgenoemde omstandigheden zijn voor de rechtbank echter wel reden om de boete te matigen naar € 800.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Rechtbank 's-Gravenhage