Belanghebbende, X vof, exploiteert een koeriersdienst. X vof heeft enkele tientallen vennoten, die tevens voor haar als chauffeur werken. Tijdens een boekenonderzoek deelt de inspecteur als voorlopig standpunt mee dat deze chauffeurs in loondienst zijn van X vof. Conform de eis van de inspecteur doet X vof over april 2013 LB-aangifte en draagt de loonheffing af. X vof volgt de suggestie van de inspecteur om bezwaar te maken tegen de afdracht. X vof stelt de inspecteur op 7 augustus 2013 in gebreke, omdat niet tijdig is beslist op het bezwaar en verzoekt de inspecteur om alsnog binnen twee weken uitspraak op bezwaar te doen. Binnen twee weken verklaart de inspecteur het bezwaar gegrond, maar maakt hierbij het voorbehoud dat het boekenonderzoek nog niet is afgerond en dat de aangifte dus niet inhoudelijk is beoordeeld. X vof stelt dat de inspecteur aldus geen uitspraak op bezwaar heeft gedaan en dat de maximale dwangsom van € 1260 is verbeurd. Volgens Rechtbank Den Haag maakt X vof niet aannemelijk dat vooraf was afgesproken dat in de uitspraak een standpunt zou worden ingenomen over de inhoudingsplicht. X vof claimt vergeefs een bezwaarkostenvergoeding, aangezien het om haar eigen aangifte gaat. Hof Den Haag oordeelt dat het de inspecteur vrij staat om het bezwaar vanwege tijdsdruk zonder inhoudelijke toets toe te wijzen. X vof gaat in cassatie.
De Hoge Raad oordeelt dat X vof recht heeft op vergoeding van haar bezwaarkosten, aangezien sprake is van een aan de inspecteur te wijten onrechtmatigheid in de zin van art. 7:15 lid 2 Awb. X vof heeft zich bij de afdracht op aangifte namelijk geschikt naar de eis van de inspecteur en vervolgens is haar bezwaar gehonoreerd zonder in te gaan op de gronden van dat bezwaar. Het beroep van X vof is slechts in zoverre gegrond. De stukken van het geding bieden geen aanknopingspunten voor het oordeel dat zich bijzondere omstandigheden hebben voorgedaan die nopen tot een integrale vergoeding. X vof krijgt een proceskostenvergoeding, bestaande uit € 1984 voor het beroep in cassatie en € 2478 voor het bezwaar, beroep en hoger beroep.
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 8:75
Algemene wet bestuursrecht 7:15