Rechtbank Den Haag oordeelt dat mede-eigendom en vol eigendom geen gelijke gevallen zijn voor de verhuurderheffing, zodat het niet heffen bij mede-eigendom niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel.
Stichting X betaalt verhuurderheffing voor 2019 en 2020. Voor 2019 is in geschil of de heffing in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. Voor 2020 is in geschil of de reparatiewetgeving (Wet reparatie verhuurderheffing bij gedeeld genot huurwoningen) naar aanleiding van HR 8 juni 2018, 16/04098, V-N 2018/31.21 terugwerkende kracht mag hebben.
Rechtbank Den Haag oordeelt dat mede-eigendom en vol eigendom geen gelijke gevallen zijn voor de verhuurderheffing, zodat het niet heffen bij mede-eigendom in 2019 niet in strijd is met het gelijkheidsbeginsel. De reparatiewetgeving naar aanleiding van het arrest van de Hoge Raad ziet uitsluitend op de situatie van mede-eigendom. De onderhavige voldoening van verhuurderheffing heeft alleen betrekking heeft op onroerende zaken die X in vol eigendom heeft. Of aan de wetgeving terugwerkende kracht mocht worden toegekend, is voor de positie en de belastingplicht van X dus niet van belang. Voor 2019 is geen sprake van schending van het gelijkheidsbeginsel. Van een voortbestaan in 2020 van zo’n schending is evenmin sprake, ook niet als geen sprake zou zijn van terugwerkende kracht bij de reparatiewetgeving. De beroepen van X zijn ongegrond.
Wetsartikelen:
Wet maatregelen woningmarkt 2014 II 1.3
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Verhuurderheffing, Fiscaal bestuurs(proces)recht
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 24 januari