Q, de echtgenoot van belanghebbende, X, exploiteert een eenmanszaak. De ondernemingsactiviteiten bestaan uit de handel in en exploitatie van onroerende zaken. Tevens bemiddelt Q voor X en hun kinderen bij de aankoop en verkoop van onroerende zaken. In 2000 sluiten X, Q en de Belastingdienst een vaststellingsovereenkomst. Hierbij wordt onder andere overeengekomen dat X een positief rendement bij de vervreemding van onroerende zaken die binnen vier jaren worden vervreemd, aangeeft als inkomsten uit andere arbeid. Op 3 oktober 2003 verwerft X een monumentale woonhoeve. Deze wordt in 2006 verkocht en in 2007 geleverd. In geschil is of X de vervreemdingswinst van € 250.000 als ROW moet aangeven.
Hof 's-Hertogenbosch oordeelt dat de inspecteur het voordeel van € 250.000 terecht in 2007 als ROW in de belastingheffing heeft betrokken. In 2006 is namelijk overeenstemming bereikt over de verkoopsom en had de waardeontwikkeling van de onroerende zaak na de verkoop geen invloed meer op de prijs waarvoor het pand is verkocht. Verder wijst het hof er op dat de kopers, die het pand inmiddels al in gebruik hadden genomen, handelden als de eigenaren van de onroerende zaak, door een aanvang te maken met verbouwingen. Omdat de inspecteur het behaalde voordeel, via het instellen van incidenteel hoger beroep in de procedure over het jaar 2006, niet meer in 2006 in aanmerking kon nemen, kan X er niet meer voor kiezen om het voordeel in dat jaar in aanmerking te nemen. De inspecteur heeft het voordeel dan ook terecht in 2007 in aanmerking genomen.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.90
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Instantie: Hof 's-Hertogenbosch
Editie: 30 oktober