Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (verlengde) crisisheffing in het geval van X bv niet leidt tot een individuele buitensporige last.

Belanghebbende, X bv, betaalt in 2013 en 2014 aan haar werknemer en enig aandeelhouder een loon van meer dan € 150.000. Op de loonaangiften over de maanden maart 2013 en maart 2014 heeft X bv bedragen aan crisisheffing afgedragen.

Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de (verlengde) crisisheffing in het geval van X bv niet leidt tot een individuele buitensporige last. Bij de beoordeling of er sprake is van een buitensporige last zijn alle (relevante) feiten en omstandigheden van belang, aldus de rechtbank, maar in het bijzonder de verhouding tussen de crisisheffing in het concrete geval en de totale loonsom. In het geval van X bv vormt de crisisheffing minder dan 3% van de totale loonsom van X bv over 2012 en 2013 en is daarmee in relatieve en absolute zin niet dermate omvangrijk dat zij als een individuele buitensporige last kan worden aangemerkt. Al hetgeen X bv daartegenover heeft aangevoerd, waaronder dat het reeds negatieve eigen vermogen, veroorzaakt door de tegenvallende resultaten en de afboekingen op onroerend goed door de crisis op de vastgoedmarkt, extra wordt verslechterd door de crisisheffing, weegt onvoldoende zwaar om tot een ander oordeel te komen. De overige grieven van X bv falen, gelet op HR 29 januari 2016 (nr. 15/00340, V-N 2016/7.17 en nr. 15/03090, V-N 2016/7.18 en J. Nietveld, Crisisheffing mag van Hoge Raad, TaxVisions editie 5 februari 2016).

Lees ook het thema Algemeen: Thema Eindheffingen: Loonbelasting heffen van de werkgever.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet op de loonbelasting 1964 32bd

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Loonbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 22 april

1

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen