De voorzieningenrechter van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat de mededeling in de e-mail zo absoluut is dat X daaruit kon begrijpen dat haar aanvraag om btw-teruggaaf niet in behandeling zou worden genomen. Een dergelijke (schriftelijke) weigering om een besluit te nemen wordt, voor de bepalingen van bezwaar en beroep, gelijkgesteld met een besluit.

X is in Londen gevestigd en heeft een v.i. in Nederland. Medio 2015 vraagt X de inspecteur om een btw-nummer aan haar te verstrekken. De inspecteur is echter van mening dat X geen v.i. in Nederland heeft, en wijst het verzoek af. Bij brief van 20 januari 2016 verzoekt X om een btw-teruggaaf van € 641,43. Tevens verzoekt X de inspecteur om bij voor bezwaar vatbare beschikking op dit verzoek te beslissen. In een e-mail van 26 januari 2016 deelt de inspecteur X mede dat de brief van 20 januari 2016 niet wordt aangemerkt als een verzoek om teruggaaf. X verzoekt de voorzieningenrechter vervolgens om de inspecteur te bevelen dat aan haar een btw-nummer wordt verstrekt en verzoekt om teruggaaf van € 641,43.

De voorzieningenrechter van Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen niet ontvankelijk is, en dat de civiele rechter bevoegd is met betrekking tot het verzoek om een btw-nummer te verstrekken. Volgens de voorzieningenrechter is de beslissing van de inspecteur om geen btw-nummer te verstrekken namelijk geen belastingaanslag of een voor bezwaar vatbare beschikking, zodat tegen dat besluit geen bezwaar open staat. Ten aanzien van de weigering om een btw-teruggaaf te verlenen, stelt de voorzieningenrechter vast dat de mededeling in de e-mail zo absoluut is dat X daaruit kon begrijpen dat haar aanvraag om een btw-teruggaaf te verlenen niet in behandeling zou worden genomen. Volgens de voorzieningenrechter wordt een dergelijke (schriftelijke) weigering om een besluit te nemen, voor de bepalingen van bezwaar en beroep, gelijkgesteld met een besluit (art. 6:2 Awb). Tegen de weigering om een besluit te nemen staat volgens de voorzieningenrechter dan ook bezwaar open. Vervolgens stelt de rechtbank vast dat de inspecteur nog tot 18 april 2016 de tijd heeft om uitspraak op het bezwaar te doen.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:2

Algemene wet bestuursrecht 8:81

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 22 april

68

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen