Opnieuw zijn er vragen beantwoord van de Kamerleden Omtzigt (CDA) en Lodders (VVD) over het rendement in box 3.
In zijn reactie legt de Staatssecretaris van Financiën uit dat de Belastingdienst met de opmerking in de procedure bij de Hoge Raad dat AEX-hoofdfondsen en onroerende zaken een stabiele begleggingsvorm zijn met weinig risico’s niet heeft bedoeld te zeggen dat een hoofdfonds in zijn algemeenheid een stabiele beleggingsvorm is met weinig volatiliteit. De Belastingdienst heeft deze opmerking gemaakt voor het geval de Hoge Raad zou vinden dat voor de beoordeling van de box 3 heffing alleen zou moeten worden gekeken naar beleggingen met een laag risicoprofiel, en niet naar alle bezittingen in box 3. De Advocaat-Generaal heeft in haar conclusie bij deze procedure (V-N 2019/3.9) reeds geoordeeld dat naar alle bezittingen in box 3 moet worden gekeken.
Aan een stelsel van vermogensrendementsheffing op basis van werkelijk rendement wordt nog gewerkt. Dit duurt langer dan gedacht. Dit komt onder andere door de consequenties die een dergelijk stelsel heeft ten aanzien van de administratieve lasten voor burgers en de risico’s op belastingontwijking en de uitvoerbaarheid.
De OESO heeft in 2018 een rapport gepubliceerd over de belastingheffing in 24 EU-landen op besparingen van particulieren, zoals spaargeld, aandelen, obligaties en onroerende zaken. De OESO onderscheidt in dit rapport zeven verschillende vormen van belastingheffing. Veel landen hanteren een combinatie van meerdere systemen. In een aantal tabellen uit het OESO rapport wordt onder andere weergegeven welke landen welke systemen voor belastingheffing hanteren voor bepaalde spaarvormen en hoeveel belasting elk land effectief heft over een bepaald rendement op een spaarvorm.
Lees ook het thema Box 3.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting
Regelgevende instantie: Ministerie van Financiën
Editie: 11 februari