Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat de inspecteur het aanslagbiljet mocht sturen naar het adres waarop X op dat moment in het GBA stond ingeschreven. Het feit dat de inspecteur ervan op de hoogte was dat X en diens toenmalige echtgenote in onmin leefden, doet hieraan niet af. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

Belanghebbende, X, maakt bezwaar tegen een aanslag IB/PVV 2006, een boete en een beschikking heffingsrente. In geschil is of de inspecteur het bezwaar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Rechtbank Gelderland verklaart het beroep wegens schending van de hoorplicht gegrond, maar bepaalt dat de gevolgen van de uitspraken op bezwaar in stand kunnen blijven.

Hof Arnhem-Leeuwarden (MK IV, 10 maart 2015, 14/00449, V-N Vandaag 2015/637) oordeelt dat de inspecteur het aanslagbiljet mocht sturen naar het adres waarop X op dat moment in het GBA stond ingeschreven. Het feit dat de inspecteur ervan op de hoogte was dat X en diens toenmalige echtgenote in onmin leefden, doet hieraan niet af. Deze kennis van de inspecteur betekent ook niet dat hij verplicht was om het aanslagbiljet (tevens) te zenden naar de gemachtigde van X. Mede gelet op het voorgaande is er sprake van een niet verschoonbare termijnoverschrijding. Het hof oordeelt dat de inspecteur het bezwaarschrift van X terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen of klachten niet tot cassatie kunnen leiden (art. 81 Wet RO).

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 6:7

Algemene wet bestuursrecht 6:11

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Hoge Raad

Editie: 4 december

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen