Belanghebbende, X, is in 2006 niet geregistreerd voor de omzetbelasting. X leeft op grote voet maar bij de belastingdienst zijn geen noemenswaardige inkomsten bekend. In 2009 doet de politie een inval in de woning van X en treft daar onder andere ruim € 186.000 aan contant geld aan, een Mercedes, een Ferrari en een Hummer. Uit verder financieel onderzoek blijkt dat X en zijn partner beschikken over een flink vermogen. Naar aanleiding van de bevindingen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek en de daarop gevolgde veroordelingen van X en zijn partner, stelt de inspecteur dat X inkomsten heeft verzwegen. Om de omvang daarvan te bepalen, maakt de inspecteur vermogensvergelijkingen en legt hij vervolgens aan X een naheffingsaanslag btw over het tijdvak 2006 op. X gaat daartegen in beroep.
Rechtbank Zeeland-West Brabant acht aannemelijk dat X in 2006 gehandeld heeft in bepaalde goederen en dat hij daaruit belastbare inkomsten heeft genoten. Basis hiertoe is het proces-verbaal van de FIOD-ECD, waaronder de verklaringen van X tijdens het strafrechtelijk onderzoek. Hij verklaart dan dat hij handelt in auto's, boten, horloges en dergelijke. De rechtbank acht aannemelijk dat X in 2006 inkomsten uit handel heeft genoten en belaste prestaties heeft verricht. Op basis van de vermogensvergelijkingen heeft de inspecteur de hoogte van de omzet berekend op ruim € 166.000. De rechtbank oordeelt dat zij dit bedrag aannemelijk acht en dat de inspecteur de naheffingsaanslag eerder te laag dan te hoog heeft vastgesteld.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 1
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 juli