Belanghebbende, X, leeft op grote voet maar bij de belastingdienst zijn geen noemenswaardige inkomsten bekend. In 2009 doet de politie een inval in de woning van X en treft daar onder andere ruim € 186.000 aan contant geld aan, een Mercedes, een Ferrari en een Hummer. Uit verder financieel onderzoek blijkt dat X en zijn partner beschikken over een flink vermogen. Naar aanleiding van de bevindingen in het kader van het strafrechtelijk onderzoek en de daarop gevolgde veroordelingen van X en zijn partner, stelt de inspecteur dat X inkomsten heeft verzwegen. Om de omvang daarvan te bepalen, maakt de inspecteur vermogensvergelijkingen en legt vervolgens aan X een naheffingsaanslag btw over het tijdvak 2007 op van ruim € 23.000 plus een vergrijpboete. X gaat daartegen in beroep.
Rechtbank Zeeland-West Brabant acht aannemelijk dat X in 2006 gehandeld heeft in bepaalde goederen en dat hij daaruit belastbare inkomsten heeft genoten. Basis hiertoe is het proces-verbaal van de FIOD-ECD, waaronder de verklaringen van X tijdens het strafrechtelijk onderzoek. Hij verklaart dan dat hij al vanaf 2001 handelt in auto's en vanaf 2004 ook in boten, horloges en dergelijke. De rechtbank acht aannemelijk dat X in 2007 ten minste bijna € 140.000 aan inkomsten uit handel heeft genoten die belast zijn met omzetbelasting. Omdat de inspecteur van een wat hoger bedrag is uitgegaan, stelt de rechtbank de naheffingsaanslag vast op ruim € 22.000. De rechtbank acht een boete van 50% passend en geboden. De inspecteur heeft aannemelijk gemaakt dat X de omzet willens en wetens heeft verzwegen, zodat sprake is van opzet van X.
Wetsartikelen:
Wet op de omzetbelasting 1968 1
Algemene wet inzake rijksbelastingen 67f
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Omzetbelasting
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Editie: 16 juli