Aan X bv is in januari 2009 een voorlopige aanslag vennootschapsbelasting over 2009 opgelegd naar een te betalen bedrag van € 40.000. In februari 2009 betaalt X bv daartoe € 4.000. Bij ambtshalve genomen beschikking wordt de aanslag verminderd tot nihil en ontvangt X bv een teruggaaf van € 4.000, waarbij geen heffingsrente wordt vergoed. In geschil is de nadere voorlopige aanslag, die is opgelegd conform de door X bv ingediende aangifte, naar een belastbaar bedrag van € 2.484. In de bezwaarfase verzoekt X bv om een hogere voorlopige aanslag. Rechtbank Haarlem oordeelt dat de voorlopige aanslag terecht is verlaagd. X bv stelt in hoger beroep dat als de definiteve aanslag wordt opgelegd zij minder rentenadeel heeft als thans een hogere voorlopige aanslag wordt opgelegd.
Hof Amsterdam oordeelt dat de inspecteur niet verplicht kan worden om een hogere aanslag op te leggen. Als X bv het rentenadeel bij de definitieve aanslag wil afwentelen op de inspecteur, dan dient zij zich tegen die beschikking heffingsrente in rechte te verweren. X bv stelt vergeefs dat de heffingsrente veel hoger is dan de bankrente en dat zij daardoor schade lijdt. In de onderhavige procedure is voorts geen plaats voor de behandeling van grieven die in verband staan met het verminderen van de voorlopige aanslag, zoals het niet vergoeden van heffingsrente. Het beroep van X bv is ook voor het overige ongegrond.