Belanghebbende, X, maakt in 2009 voor de opvang van haar kind gebruik van kinderopvang via bemiddeling van een gastouderbureau. Einde 2008 ontvangt X bij beschikking een voorschot kinderopvangtoeslag voor 2009 van € 11.428. Op het verzoek van de Belastingdienst/Toeslagen om informatie van de gemaakte kinderopvangkosten overlegt X een jaaropgave van het gastouderbureau waarop vermeld staat: € 11.583 aan inkomsten van de gastouder en € 1.859,28 aan bureaukosten. In het kader van een FIOD-onderzoek bij het gastouderbureau worden aan X in oktober 2011 aanvullende vragen gesteld waarna het voorschot kinderopvangtoeslag over 2009 wordt herzien naar nihil. X heeft geen kosten voor kinderopvang gemaakt en geen overeenkomst met het gastouderbureau overgelegd die voldoet aan de voorwaarden.
Rechtbank Den Haag verklaart het beroep van X ongegrond. Uit de wet volgt dat degene die kinderopvangtoeslag ontvangt, moet kunnen aantonen dat hij kosten voor kinderopvang heeft gemaakt en de hoogte ervan moet aantonen. Omdat X geen bescheiden heeft overgelegd waaruit eigen kosten blijken, heeft X niet aannemelijk gemaakt dat zij betalingen heeft gedaan aan de gastouder. Ook van overige door X gemaakte kosten is niet gebleken, zodat naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is van daadwerkelijk gedane uitgaven waardoor het vermogen van X is aangetast. De rechtbank oordeelt dat de Belastingdienst/Toeslagen de toeslag op goede gronden heeft herzien naar nihil.
Wetsartikelen:
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 18
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 16
Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen 15
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Belastingrecht algemeen
Instantie: Rechtbank Den Haag
Editie: 16 januari