Belanghebbende, X bv, houdt de aandelen in D bv en (indirect) 99% van de aandelen in T bv. Naar aanleiding van een onderzoek van het pensioenfonds bij T bv, wordt vastgesteld dat T bv een pensioenbijdrage van € 893.524 is verschuldigd. Aangezien T bv deze bijdrage niet betaalt, en in 2013 failliet gaat, wordt X bv aansprakelijk gesteld voor de verschuldigde pensioenbijdrage. In geschil is of X bv hiervoor een voorziening kan vormen. Rechtbank Den Haag oordeelt dat X bv een voorziening mag opvoeren in verband met de aansprakelijkstelling. Volgens de rechtbank wordt namelijk voldaan aan de criteria van het Baksteen-arrest (HR 26 augustus 1998, nr. 33 417): er is een redelijke mate van zekerheid dat de toekomstige uitgaven zich zullen voordoen. De rechtbank vermindert de aanslag.
Hof Den Haag oordeelt dat er ultimo 2012 een redelijke mate van zekerheid bestond dat X bv de bijdrageschuld van T bv moest betalen. X bv mocht dan ook een voorziening voor de aansprakelijkstelling opvoeren. Het hof overweegt daarbij dat X bv op de hoogte was van de precaire financiële situatie bij T bv. Vervolgens stelt het hof vast dat X bv een regresvordering heeft op de andere, voormalige, bestuurders van T bv. Het hof volgt ten aanzien van de waardering van deze regresvordering de berekening van de inspecteur, en verlaagt het belastbare bedrag met 2/5 van € 893.524.
Wetsartikelen:
Wet inkomstenbelasting 2001 3.25
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 8
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Vennootschapsbelasting
Instantie: Hof Den Haag
Editie: 2 januari