X bv voert in 2012 en 2014 twee fiscale procedures. Het resultaat hiervan is dat de inspecteur griffierecht van € 310 aan X bv zou vergoeden (zie Rechtbank Arnhem 30 oktober 2012, nr. 12/902), alsmede dat X bv het beroep nr. 14/1320 intrekt op voorwaarde dat zij € 1.158 ontvangt wegens proceskosten, dwangsom en griffierecht. X bv stelt onweersproken dat deze bedragen nog steeds niet door haar zijn ontvangen. In 2014 zijn twee rekeningen motorrijtuigenbelasting niet door X bv betaald. In geschil is of daarom terecht naheffingsaanslagen van elk € 376 zijn opgelegd, alsmede twee verzuimboetes van € 147. Rechtbank Gelderland stelt de inspecteur in het gelijk. X bv gaat in hoger beroep. Inmiddels zijn de boetes verlaagd tot € 52 (zie Besluit 1 september 2016, nr. BLKB2016/139338, V-N 2016/46.17.18).
Hof Arnhem-Leeuwarden oordeelt dat verrekening van bestuursrechtelijke geldschulden alleen mogelijk is als daarin bij wettelijk voorschrift is voorzien (art. 4:93 Awb). X bv beroept zich dus vergeefs op civielrechtelijke verrekening (art. 6:127 BW). Weliswaar is de ontvanger bevoegd om uit te betalen en te innen bedragen met elkaar te verrekenen (art. 24-1-a Inv. 1990) maar een belasting die op aangifte moet worden voldaan, is geen te innen bedrag. Bovendien heeft X bv niet verzocht om tot verrekening over te gaan. De naheffing is dus terecht. Het beroep van X bv is slechts gegrond met betrekking tot de inmiddels verlaagde boetes. X bv claimt terecht een proceskostenvergoeding van € 2.226 wegens de door B bv beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Het maakt niet uit dat de directeur van B bv tevens - tijdelijk en onbezoldigd - directeur van X bv is (vergl. Hof Arnhem-Leeuwarden 20 augustus 2013, nrs. 12/00707 en 12/00711, V-N 2013/59.7).
Wetsartikelen:
Algemene wet bestuursrecht 4:93
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Bronbelasting, Invordering
Instantie: Hof Arnhem-Leeuwarden
Editie: 21 november