Rechtbank Zeeland-West-Brabant vernietigt de aan X opgelegde naheffingsaanslag omzetbelasting omdat deze niet op de voorgeschreven wijze aan X bekend is gemaakt.

Uit het invorderingssysteem van de ontvanger van de Belastingdienst blijkt dat aan X met dagtekening 29 november 2013 over het tijdvak 1 januari 2008 tot en met 31 december 2008 een naheffingsaanslag omzetbelasting (hierna: naheffingsaanslag) is opgelegd. Op 30 december 2013 is aan X een betalingsherinnering gezonden voor de naheffingsaanslag. Naar aanleiding daarvan maakt X bezwaar tegen de naheffingsaanslag. De inspecteur komt niet aan het bezwaar tegemoet. X komt in beroep en stelt dat de naheffingsaanslag moet worden vernietigd, omdat die niet aan haar bekend is gemaakt.

Volgens Rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft X van meet af aan verklaard dat zij de naheffingsaanslag niet heeft ontvangen en dat zij van het bestaan daarvan pas op de hoogte is geraakt door de betalingsherinnering. Met zijn verklaring ter zitting heeft de inspecteur niet aannemelijk gemaakt dat de naheffingsaanslag op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt. Een ander bewijs van het bestaan van de naheffingsaanslag dan de vermelding daarvan in de ontvangersadministratie, is er niet. De inspecteur heeft geen afschrift van de naheffingsaanslag kunnen overleggen en ook geen bescheiden overgelegd waaruit kan worden afgeleid dat de naheffingsaanslag daadwerkelijk is verzonden. Dat X op enig moment een betalingsherinnering heeft ontvangen voor de naheffingsaanslag, kan niet worden aangemerkt als het ontvangen van het aanslagbiljet of een afschrift daarvan. Volgens de rechtbank is de naheffingsaanslag niet aan X bekend gemaakt en moet deze daarom worden vernietigd. Het beroep van X is gegrond.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Algemene wet bestuursrecht 3:41

Algemene wet inzake rijksbelastingen 5

Informatiesoort: VN Vandaag

Rubriek: Bronbelasting

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Editie: 21 november

2

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen