X heeft sinds het jaar 2006 een incassobureau en houdt zich ook bezig met artiestenbegeleiding. X krijgt regelmatig bedragen op zijn bankrekeningen gestort. Volgens X heeft hij als zelfstandige geen winst uit onderneming genoten en zijn de bankstortingen betalingen voor rente en aflossing op leningen die hij aan diverse personen heeft verstrekt. X heeft de aangiften voor de ib/pvv en voor de omzetbelasting, vrijwel steeds met nihilbedragen, ingediend. In geschil is de door de inspecteur ambtshalve opgelegde navorderingsaanslag ib/pvv over het jaar 2007 met een boete van 50%. De rechtbank verklaart het beroep van X gegrond en vermindert de navorderingsaanslag en de boete. X komt in hoger beroep. Hof 's-Gravenhage overweegt dat de rechtbank terecht en op goede gronden heeft geconcludeerd dat X zijn administratieplicht niet is nagekomen. De inspecteur heeft voldoende feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt die de conclusie rechtvaardigen dat de navorderingsaanslag niet alleen terecht maar ook tot het juiste bedrag is opgelegd. De navorderingsaanslag is gebaseerd op een redelijke schatting van het inkomen van X. X heeft niet aannemelijk gemaakt dat de op zijn bankrekeningen gestorte bedragen rente en aflossingen zijn van lening. Voor een verdere vermindering van de navorderingsaanslag dan de rechtbank heeft bepaald is geen plaats. De boete van 50% is passend en geboden omdat X de wettelijke administratieplicht bewust niet heeft nageleefd. Het hoger beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 52
Algemene wet inzake rijksbelastingen 16