Harry Mensing drijft in Duitsland een handel in kunstvoorwerpen en verwerft daartoe ook kunstvoorwerpen van makers uit andere lidstaten. Deze leveringen worden in de lidstaat van oorsprong vrijgesteld van btw, maar Mensing betaalt daarover wel belasting over intracommunautaire verwervingen. Daarbij maakt hij geen gebruik van het recht op aftrek. De Duitse Belastingdienst wijst het verzoek van Mensing om toepassing van de winstmargeregeling op de kunstvoorwerpen die hij verwerft van de makers ervan af, omdat de makers hebben geprofiteerd van de btw-vrijstelling. De Duitse rechter stelt prejudiciële vragen in deze zaak.
Advocaat-generaal Szpunar concludeert dat Mensing recht heeft op toepassing van de winstmargeregeling op de kunstvoorwerpen die hij verwerft van de maker uit een andere lidstaat. Dat de maker heeft geprofiteerd van de vrijstelling voor intracommunautaire leveringen is daarbij volgens de A-G niet van belang. Verder merkt de A-G nog op dat Mensing geen recht heeft op aftrek van de btw die hij heeft betaald over de intracommunautaire verwerving van kunstvoorwerpen op de levering waarvan hij de winstmargeregeling toepast. Dit is zelfs het geval als het nationale recht een dergelijk recht op aftrek van belasting niet uitsluit.
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Europees belastingrecht, Omzetbelasting
Instantie: Hof van Justitie van de Europese Unie (Advocaat-Generaal)
Editie: 14 september