In geschil is de WOZ-waarde van een woning in de gemeente Eindhoven. Gemachtigde van X geeft in beroep aan dat hij in de bezwaarfase niet de beschikking heeft gekregen over onder meer de grondstaffel, het taxatieverslag, met daarop vermeld de KOUDV- en liggingsfactoren. Hij eist daarom, naast een waardevermindering, een proceskostenvergoeding.

Rechtbank Oost-Brabant oordeelt dat het beroep ongegrond is. Uit de jurisprudentie volgt niet dat de heffingsambtenaar zonder meer gehouden is taxatierapporten te verstrekken die melding maken van KOUDV-factoren en afwijkingspercentages. De rechtbank begrijpt dat X vindt dat het voor hem, vanwege het ontbreken van de grondstaffel en de KOUDV-factoren, in de bezwaarfase onvoldoende inzichtelijk is hoe rekening is gehouden met de verschillen tussen de woning en de vergelijkingsobjecten. De vergelijkingsobjecten zijn in bezwaar en beroep hetzelfde. Ze zijn allemaal wat betreft bouwjaar, type, inhoud en objectkenmerken, zeer goed vergelijkbaar. De heffingsambtenaar hanteert geen KOUDV-factoren, maar alleen factoren voor kwaliteit, onderhoud en ligging. Op de waardematrix is de gebruikte grondstaffel vermeld, en bij de toelichting op de vergelijkingsobjecten is telkens de kwaliteit, onderhoud en de ligging van de vergelijkingsobjecten aangegeven. Volgens de rechtbank is X daarom niet geschaad in zijn belangen, zodat de rechtbank het gebrek passeert met toepassing van art. 6:22 Awb. De waarde is niet te hoog, het beroep is ongegrond. Uit de jurisprudentie leidt de rechtbank niet een verplichting af om een proceskostenveroordeling uit te spreken.

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet waardering onroerende zaken 17

Algemene wet bestuursrecht 6:22