X en zijn echtgenote bezitten een woning in Nederland en een woning in Zwitserland. Zij komen in het jaar 2000 overeen dat zij gescheiden gaan leven, maar wel gehuwd blijven. X gaat in Zwitserland wonen en zijn echtgenote in Nederland. X schrijft zich tevens in Zwitserland in bij de gemeentelijke basisadministratie. De inspecteur stelt dat X fiscaal inwoner is van Nederland en legt navorderingsaanslagen IB/PVV 2011 - 2016 op, en een aanslag 2017.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat X dient te worden aangemerkt als een fiscaal inwoner van Nederland. Op basis van het door de inspecteur gedane onderzoek kan worden geconcludeerd dat X tussen de 241 en 300 dagen pintransacties heeft gedaan in Nederland en het aannemelijk is dat hij die tijd ook heeft doorgebracht met zijn echtgenote. X heeft onvoldoende tegenbewijs geleverd. Het is daardoor aannemelijk dat hij fiscaal inwoner is van Nederland. Ook de toepassing van het verdrag tussen Nederland en Zwitserland leidt tot deze conclusie. Het beroep is ongegrond.
Wetsartikelen:
Algemene wet inzake rijksbelastingen 4
Informatiesoort: VN Vandaag
Rubriek: Inkomstenbelasting, Internationaal belastingrecht
Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant