X exploiteert een fruitkwekersbedrijf. Aan X is voor het belastingjaar 2001 een naheffingsaanslag in de verfijnde fosfaatheffing opgelegd ten bedrage van € 18.080,87, uitgaande van een fosfaatoverschot van 2.383 kilogram. Tevens is op grond van art. 67d, lid 1, AWR een vergrijpboete opgelegd van € 9.040,44. De rechtbank heeft de boete verminderd tot € 6.328,01 wegens overschrijding van de redelijke termijn, en het beroep voor het overige ongegrond verklaard.
In hoger beroep oordeelt Hof 's-Gravenhage dat de inspecteur voor de drie in geschil zijnde vrachten varkensmest aannemelijk maakt dat de partijen zijn aangevoerd in de zin van de Meststoffenwet. Ingevolge art. 24 Meststoffenwet wordt de belastbare hoeveelheid mineralen bepaald door de hoeveelheid in een kalenderjaar aangevoerde mineralen, verminderd met de hoeveelheid in een kalenderjaar afgevoerde mineralen en het toelaatbare mineralenverlies. Art. 45 Meststoffenwet bepaalt dat de vermindering uitsluitend wordt toegepast indien de heffingsplichtige het recht tot vermindering kan aantonen op basis van de ter zake bij te houden, te bewaren, over te leggen of af te dragen gegevens, bescheiden en bewijsstukken. De inspecteur heeft niet bestreden dat er mest is weggevoerd van het bedrijf van X, doch heeft gemotiveerd betwist dat sprake is geweest van afvoer in de zin van de Meststoffenwet. Het hof is van oordeel dat X niet heeft aangetoond dat de drie partijen weer zijn afgevoerd in de zin van de Meststoffenwet. Er zijn geen afvoerbewijzen opgemaakt en geen monsters genomen. Omtrent de hoeveelheid en het mineralengehalte van de afgevoerde mest is niets komen vast te staan. Het hof vermindert de boete tot € 4.000, nu is vast komen te staan dat er mest is weggevoerd van het bedrijf van X.