Een woning die niet in één van de drie voorgaande jaren als hoofdverblijf ter beschikking heeft gestaan, komt niet in aanmerking voor de verhuisregeling. Dat heeft de Hoge Raad besloten.

De zaak (21 oktober 2022, ECLI:NL:HR:2022:1539) verloopt als volgt. Een man heeft in 2016 twee woningen. Woning A is sinds 2011 zijn hoofdverblijf. Woning B zet hij in 2016 te koop. De woning wordt in 2017 verkocht. De inspecteur merkt in de aanslag inkomstenbelasting 2016 woning A aan als eigen woning en de oude woning B als box 3-vermogen. Hier is de man het niet mee eens.

Bij de rechtbank en het hof voert de man aan dat woning B op grond van de verhuisregeling van art. 3.111 lid 2 Wet IB 2001 als eigen woning valt aan te merken. Zo niet, dan is hij van mening dat de verhuisregeling in strijd is met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM en het gelijkheidsbeginsel. Hof Amsterdam en de rechtbank geven hem ongelijk. Woning B heeft niet in één van de drie voorgaande jaren aan de man ter beschikking gestaan als eigen woning/hoofdverblijf (art. 3.111 lid 1 Wet IB 2001) en kan dan ook niet nogmaals in aanmerking komen voor de verhuisregeling. Ook verwerpt het hof op basis van jurisprudentie de stelling dat de box 3-heffing in strijd is met art. 1 Eerste Protocol bij het EVRM en dat sprake is van een individuele en buitensporige last. De man gaat te laat in cassatie. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie daarom niet-ontvankelijk.

Belang voor de praktijk

In de regel is er maar één woonhuis waarvoor renteaftrek kan worden genoten: de eigen woning die als hoofdverblijf dient. Maar in art. 3.111 Wet IB 2001 kunnen onder de in de leden 2 tot en met 6
opgenomen voorwaarden woningen ook als eigen woning worden aangemerkt. Dit zijn de zogeheten 'fictiebepalingen'. In deze uitspraak gaat het om toepassing van een van deze fictieregelingen, namelijk de verhuisregeling van het tweede lid. In het derde lid is nog een tweede verhuisregeling opgenomen die de spiegelbeeldsituatie vormt van de hier aan de orde zijnde fictieregeling. Zie voor een uitspraak hierover Rechtbank Zeeland-West-Brabant. Bij die fictieregeling gaat het om de woning die in aanbouw is of tijdelijk leegstaat voordat deze in gebruik wordt genomen als hoofdverblijf. De overige fictieregelingen zijn de echtscheidingsregeling (lid 4), een regeling bij opname in een verpleeg- of verzorgingstehuis (lid 5) en de uitzendregeling (lid 6).

Bron: Legal en Compliance Nationale Nederlanden

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Inkomstenbelasting

60

Gerelateerde artikelen