Schadevergoeding bij overschrijding redelijke termijn
Belastinggeschillen moeten binnen een redelijke termijn worden beslecht. Duurt het te lang dan leidt een belastingplichtige volgens de Hoge Raad immateriële schade in de vorm van spanning en frustratie en heeft hij op verzoek recht op een vergoeding van deze schade. Dit leerstuk van de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn is inmiddels uitgekristalliseerd. Reden voor de Hoge Raad om een overzicht te geven, zodat partijen weten waar ze aan toe zijn. In een overzichtsarrest zet de cassatierechter de regels op een rij over de in aanmerking te nemen termijn, hoe de redelijke termijn moet worden vastgesteld, wat de gevolgen zijn van overschrijding hiervan, hoe hoog de schadevergoeding dan is en tot slot de formele aspecten.
Wetgever of rechter?
Met de uiteenzetting in het overzichtsarrest van bestaande jurisprudentie, maar ook van nieuwe beslissingen, biedt de Hoge Raad niet alleen de fiscale praktijk meer duidelijkheid, maar creëert hij ook meer rechtseenheid in het bestuursrecht over immateriële schadevergoedingskwesties. Jansen: "De Hoge Raad heeft hiermee toch min of meer een procesregeling vervaardigd en men kan zich afvragen of ons hoogste rechtscollege achteraf gezien dat niet beter aan de wetgever had kunnen overlaten. De Hoge Raad is niet zijn rechtsvormende taak te buiten gegaan, maar is wel ver gegaan bij de invulling van de regeling. "
Te gedetailleerd
Volgens Jansen zijn de regels dermate gedetailleerd, dat de Hoge Raad het leerstuk van de immateriële schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn onnodig ingewikkeld heeft gemaakt. "Zo is het van belang wanneer het verzoek is gedaan en heeft de Hoge Raad tot in detail uitgewerkt welke termijnen wel en welke niet meetellen."
Keurslijf van termijnen en regels
De Hoge Raad hanteert als uitgangspunt voor het begrip ‘redelijke termijn' een tweejaarstermijn per procesfase en na verwijzing een jaar. Zo geldt voor berechting van een hoofdzaak door de rechtbank samen met de daaraan voorafgaande bezwaarfase, een totale termijn van twee jaar en dient bijvoorbeeld een verwijzingsrechter na verwijzing van een arrest uitspraak te doen binnen één jaar. En dan is er ook nog compensatie mogelijk. Mocht het in eerste aanleg allemaal wat lang geduurd hebben, dan kan een gerechtshof door een snelle uitspraak de overschrijding van de redelijke termijn in de eerdere fase weer compenseren.
Jansen: "De inflexibiliteit en dus extra formaliteit van de regels is te betreuren. Het zou meer een samenspel moeten zijn met termijnen als uitgangspunt in plaats van als keurslijf. Rechters moeten alles in een relatief kort tijdbestek volgens het boekje afwerken. Zo niet, dan volgt op (tijdig) verzoek een immateriële schadevergoeding van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden. Rechters zullen met deze regeling in het achterhoofd zaken sneller willen afhandelen, want aan maatwerk – zoals het horen van extra getuigen of een extra uitstel voor een zitting – kan dus een prijskaartje hangen. Dat komt de procederende belastingplichtige niet per definitie ten goede. Het is beter om wat langer te wachten op een uitspraak waarin alles goed is overwogen, dan een snelle uitspraak in verband met de termijnen. Die termijndruk kan er dus toe leiden dat er vaker hoger beroep en beroep in cassatie zal worden ingesteld."
Ruimte voor de feitenrechter
Bijzondere omstandigheden rechtvaardigen wel een langere behandelduur en halen de druk van de ketel. Wat wel of niet onder een bijzondere omstandigheid valt is eveneens door de Hoge Raad in detail uitgewerkt. Jansen: "De Hoge Raad sluit aan bij de uitgangspunten die ook gelden wanneer in boetezaken de boete wordt gematigd wegens overschrijding van de redelijke termijn, zoals de complexiteit van de zaak en de proceshouding van partijen die als bijzondere omstandigheden een langere behandeling kunnen rechtvaardigen. Voor de immateriële schadevergoeding vult de Hoge Raad het begrip ‘bijzondere omstandigheden' anders dan bij boetezaken verder en behoorlijk strikt in. Gelijk zoals in boetezaken had de Hoge Raad de beoordeling van wel of geen bijzondere omstandigheid beter kunnen overlaten aan de feitenrechter. Een bijna uitputtende regeling helpt de praktijk namelijk niet per definitie verder."
Van detail naar hoofdlijn
Jansen vervolgt: "Je kunt je afvragen of een dergelijke gedetailleerde en ingewikkelde regeling nodig is voor een immateriële schadevergoeding van € 500 per halfjaar dat de redelijke termijn is overschreden. Een regeling op hoofdlijnen, zoals bij boetezaken, was beter op z'n plaats geweest, zodat er meer ruimte is voor de feitenrechter voor het toepassen en afstemmen van de regeling in een concrete zaak. Nu wordt van iedere zaak in feite een eenheidsworst gemaakt. Eenvoud van de regeling brengt per slot van rekening met zich mee dat zaken makkelijker, correcter en misschien zelfs wel sneller kunnen worden afgehandeld en daar is zowel de rechterlijke macht als de praktijk mee gebaat."
TaxVisions heeft over dit onderwerp een overzichtelijke video samengesteld.
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting