Ondanks sussende woorden van demissionair woonminister Hugo de Jonge hebben vastgoedbeleggers vorig jaar op grote schaal huurhuizen verkocht. Vooral onder particuliere beleggers is er, mede vanwege strengere (fiscale) wetgeving, sprake van een golf van 'uitponden'. Dat is vastgoedjargon voor het verkopen van huurwoningen aan mensen die er zelf gaan wonen.
Die conclusie trekken drie woningmarktonderzoekers volgens het FD in een donderdag verschenen artikel in economenblad ESB. Beleggers deden vooral relatief goedkope woningen in de grote steden van de hand. Hierdoor dreigt het aanbod van huurhuizen in het middensegment de komende jaren af te nemen, iets wat De Jonge juist probeert te voorkomen.
"Jarenlang was het verhaal dat beleggers massaal huizen aan de koopwoningvoorraad onttrokken door ze op te kopen en te verhuren", zegt Marc Francke, hoogleraar vastgoed aan de UvA en één van de auteurs. "We zien nu een omgekeerde ontwikkeling." In totaal verkochten beleggers vorig jaar 11.700 meer woningen aan eigenaar-bewoners dan zij dat jaar opkochten.
De afgelopen jaren kenden een stapeling van maatregelen die de rendementen van de vastgoedbelegger onder druk zetten. Met de verhoging in 2023 van de overdrachtsbelasting voor beleggers tot 10,4 procent en de opkoopbescherming voor woningen in gewilde gebieden is het voor hen moeilijker om met koopstarters te concurreren bij het verwerven van woningen.
Met de actualisatie van de leegwaarderatio in box 3 daalt hun netto-rendement, en de Wet betaalbare huur komt daar in de toekomst mogelijk nog bovenop: deze maximeert de huur die beleggers voor woningen in het sociale en middensegment mogen vragen, vaak tot beneden de marktprijs.
Bron: FD/ESB
Informatiesoort: Nieuws