Aangescherpte regels
Op 1 juli 2015 is het nieuwe Protocol AAFD (Aanmelding en Afdoening van Fiscale Delicten) ingegaan. Net als in de oude richtlijnen AAFD uit 2011 staan hierin de regels voor het aanmelden en afhandelen van fiscale delicten, douane-en toeslagendelicten. Bij een vermoeden van opzet en een nadeelbedrag van € 100.000 – in de oude richtlijn was dit nog € 125.000 – of meer wordt de zaak aangemeld voor mogelijke strafrechtelijke afhandeling. Is het nadeelbedrag minder dan € 100.000 dan spelen aanvullende wegingscriteria een rol voor aanmelding. De keuze voor een strafrechtelijke afhandeling van een zaak wordt uiteindelijk gemaakt in een afstemmingsoverleg van de Belastingdienst, FIOD en het Openbaar Ministerie.
Sluitstuk af
Wat allereerst volgens Jansen opvalt in het nieuwe protocol is dat het strafrecht niet langer wordt gezien als een 'ultimum remedium', oftewel het sluitstuk. "In het protocol is aangegeven dat het strafrecht een instrument is dat in verbinding staat met andere vormen van handhaving, toezicht en nalevingsbevordering. Eerst was dit nog het uiterste middel, maar er is een duidelijke verschuiving gaande, die nu ook is uitgeschreven. Het strafrecht zal daardoor waarschijnlijk sneller worden ingezet ingeval van het opzettelijk niet nakomen van fiscale verplichtingen, zoals het met opzet niet doen van de aangifte of het niet betalen van de verschuldigde belasting. Is een zaak eenmaal aangemeld en ingebracht in het afstemmingsoverleg dan kan het strafrechtelijk worden aangepakt maar het kan ook nog de bestuursrechtelijke kant (vergrijpboete) opgaan. Biedt de betrokkene geen verhaal dan is de keuze voor een strafrechtelijke aanpak eerder gemaakt, want het strafrecht kent, zoals het protocol ook noemt, ook andere straffen dan alleen beboeting."
Jansen wijst voorts ook naar het recent vernieuwde Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst. Hierin is opgenomen dat de inspecteur een vermoeden van een strafbaar feit meldt bij de boete-fraudecoördinator van de Belastingdienst als het nadeel tenminste € 20.000 bedraagt. Vermoedt laatstgenoemde dat sprake is van opzet dan gaat het Protocol AAFD werken. Jansen vult aan: "wordt aan de hand van de aanvullende wegingscriteria – genoemd in het protocol – uiteindelijk besloten voor strafrechtelijke afhandeling, dan kijkt men bij een benadelingbedrag tot € 70.000 al gauw aan tegen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee tot vijf maanden. De belastingadviseur hangt daarnaast ook nog eens een (tijdelijk) beroepsverbod boven het hoofd.
Serieuze gevolgen
Demonstratief voor hoe ingrijpend de strafrechtelijke gevolgen zijn voor de belastingadviseur die actief meewerkt aan fiscale fraude, is een uitspraak uit 2014 van het Hof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2014:4206). De belastingadviseur in kwestie, die onder druk van een klant onder meer opzettelijk onjuiste aangiften vennootschapsbelasting en inkomstenbelasting had gedaan, werd veroordeeld tot zes maanden voorwaardelijke gevangenisstraf en voor valsheid in geschrifte en kreeg een beroepsverbod opgelegd van vijf jaar.
Van passief naar actief
Het moge duidelijk zijn dat de belastingadviseur die actief meewerkt aan fraude in de risicosfeer zit. Die kiest daar dan ook bewust voor. De meeste adviseurs daarentegen zijn integer genoeg en zullen niet actief meewerken. Het gevaar zit echter in het passief meewerken. In het protocol is nu expliciet opgenomen dat het passief meewerken aan de fraude een wegingscriterium is. De gevarenzone dreigt voor de belastingadviseur die passief meewerkt. Aan het medewerkingscriterium van de adviseur wordt volgens het protocol groot belang gehecht zeker nu de Belastingdienst tegenwoordig ook afspraken maakt over horizontaal toezicht Het vertrouwen van de overheid wanneer de belastingadviseur passief of actief meewerkt aan een fiscaal delict, wordt misbruikt en daar wordt niet lichtvaardig mee omgegaan.
Jansen benadrukt dat de ‘passieve medewerking' is toegevoegd aan het protocol waaruit blijkt dat ook de goedwillende belastingadviseur eerder met het strafrecht in aanraking zal kunnen komen. " Stel bijvoorbeeld dat je klant een verklaring geen privégebruik auto heeft en een rittenadministratie bijhoudt om zo de bijtelling te voorkomen, en hij vertelt je dat hij met de auto op vakantie gaat naar Italië. Als adviseur zul je dan moeten navragen met welke auto de klant gaat als je weet dat hij in beginsel geen andere auto dan de auto van de zaak tot zijn beschikking heeft. De klant kan daar natuurlijk een goede verklaring voor hebben bijvoorbeeld dat hij een auto heeft gehuurd of heeft geleend. Gaat hij wel met de auto van de zaak dan is het dus zeker dat de klant met zijn vakantietrip de grens van 500 kilometer privé op jaarbasis zal overschrijden en dat de rittenadministratie dus niet kan kloppen. Laat je die informatie als adviseur langs je heengaan, dan loop je risico. Met andere woorden zijn er aanknopingspunten dat de feiten anders kunnen zijn dan voorgespiegeld, ga dan in ieder geval in de actiestand. Zoek dingen uit en vraag het na en komt de klant niet met een goede verklaring geef dan desnoods de opdracht terug. Een standaardbriefje om de aansprakelijkheid als belastingadviseur te beperken werkt misschien wel civielrechtelijk, maar daarmee wordt de strafrechtelijke aansprakelijkheid niet afgewenteld. De belastingadviseur heeft zijn eigen verantwoordelijkheid en zal daar bewust mee moeten omgaan. Dat geldt eens te meer met het nieuwe protocol AAFD! "
Bron: Redacteur Marit Muller
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting