De laatste tijd benadert de Belastingdienst holding- en financieringsmaatschappijen proactief om het btw-aftrekrecht ter discussie te stellen. Deze aanpak heeft in een aantal gevallen tot forse naheffingen geleid. Meijburg plaatst vraagtekens bij de btw-aftrekbeperkingen die de Belastingdienst soms voorstaat. Gelet op de mogelijke financiële impact, is het daarom zaak tijdig in beeld te brengen welke btw-risico's holdings lopen als gevolg van de werkwijze van de Belastingdienst.

Recente ontwikkelingen

Het vaststellen van de btw-aftrek bij holdings is soms een complexe aangelegenheid. Meijbrug merkt dat de Belastingdienst holding- en financieringsmaatschappijen de laatste tijd proactief benadert om het btw-aftrekrecht ter discussie te stellen. Daarbij ligt de focus(ook) op holdings die naast het houden van aandelen diensten tegen vergoeding verrichten, zoals het verlenen van managementdiensten of het verstrekken van een rentedragende lening. De kern van de discussie met de Belastingdienst is met name of de holding kan worden ‘geknipt' in een ‘ondernemersdeel' en een ‘niet-ondernemersdeel'. De Belastingdienst beschouwt het passief houden van aandelen door een holding vrij snel als een niet‑ondernemeractiviteit. Rechtspraak van het Europese Hof van Justitie (Securenta-arrest, zaak C-437/06) biedt op zich ruimte voor een dergelijke knip en laat het binnen zekere grenzen aan de EU-lidstaten over om de btw-aftrekmethode op dat punt zelf te bepalen. In de praktijk kiest de Belastingdienst grofweg voor de volgende methodiek:
 
  • Btw op kosten die aan het niet-ondernemersdeel kan worden toegerekend, is in het geheel niet aftrekbaar.
  • Btw op kosten die aan het ondernemersdeel kan worden toegerekend, is aftrekbaar volgens de wettelijke aftrekregeling. Daarbij geldt als hoofdregel dat:
  1.   btw toerekenbaar aan belaste prestaties geheel aftrekbaar is;
  2.   btw die aan vrijgestelde prestaties kan worden toegerekend in principe niet aftrekbaar is; en
  3.   btw die betrekking heeft op belaste én vrijgestelde prestaties voor aftrek in aanmerking    komt naar rato van de vergoedingen voor beide prestaties (‘pro-rata-aftrekrecht').
  • Btw op kosten die aan beide sferen (ondernemersdeel en niet-ondernemersdeel) kan worden toegerekend, is aftrekbaar volgens een zogenoemde pre pro rata.

Werkwijze Belastingdienst?

De Belastingdienst neemt doorgaans het initiatief om een berekening van de pre pro rata voor te stellen, maar biedt de belastingplichtige en diens adviseur tevens ruimte om een andere allocatiesleutel toe te passen. Bijkomende punten van discussie met de Belastingdienst kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op substance van de holding, realiteit van verleende managementdiensten, financiële handelingen van de holding (zoals het verstrekken van garanties of leningen), en de verkoopvan deelnemingen. De insteek van de Belastingdienst heeft in een aantal gevallen tot forse naheffingen geleid. Door de feiten nauwkeurig en precies in kaart te brengen en deze zorgvuldig fiscaal te analyseren, is het in voorkomende gevallen mogelijk gebleken om deze naheffingen substantieel terug te brengen. Bovendien ziet Meijburg dat enige praktische afspraken met de Belastingdienst zijn te maken omtrent de btw-positie van de holding. Daardoor wordt ook voor de toekomst duidelijkheid verkregen rond bijvoorbeeld de behandeling van bepaalde kosten en indiening van btw-aangiften door de holding.

Wat kunt u doen?

Gelet op de mogelijke financiële impact, is het zaak om tijdig een accuraat beeld te hebben bij eventuele btw-risico's die holdings lopen als gevolg van de werkwijze van de Belastingdienst. Meijburg plaatst vraagtekens bij de btw-aftrekbeperkingen die de Belastingdienst in deze discussies soms voorstaat, gelet op (o.a.) de zogenoemde holdingresolutie (18 februari 1991, nr. VB91/347), een aantal arresten van het Europese Hof van Justitie en enkele lopende Europese zaken. Zo is in de holdingresolutie een aantal goedkeuringen opgenomen die naar de mening van Meijburg aanknopingspunten kunnen vormen voor een andere zienswijze op de btw-aftrekpositie van holdings. Overigens is de verwachting dat de holdingresolutie (mogelijk op korte termijn) wordt aangepast of ingetrokken. Gezien deze ontwikkelingen blijft de btw-positie van holdings ook de komende tijd zeer actueel en is oriëntatie daarop beslist aan te bevelen. Indien de Belastingdienst een naheffing oplegt, adviseert Meijburg ter behoud van rechten daartegen bezwaar aan te tekenen. 
 
 

Bron: KPMG Meijburg

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

52

Gerelateerde artikelen