In de situatie van werken in meerdere lidstaten dient elke werkstaat naar rato van het daar verdiende inkomen rekening te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van het betrokken individu indien daarmee geen rekening kan worden gehouden in de woonstaat.
In oktober 2016 berichtte Meijburg over de conclusie van de advocaat-generaal (‘A-G') bij het Europese Hof van Justitie (‘HvJ') inzake het recht op hypotheekrenteaftrek van een in Spanje wonende directeur-grootaandeelhouder (‘dga') voor een eigen woning gelegen in Spanje. A-G Wathelet concludeerde dat belanghebbende recht heeft op (pro rata) hypotheekrenteaftrek in Nederland, omdat zijn woonstaat Spanje geen rekening kan houden met zijn persoonlijke en gezinssituatie. Het HvJ heeft op 9 februari 2017 conform de conclusie van de A-G geoordeeld dat de pro-rata-aftrek door Nederland moet worden toegestaan in de zaak X tegen de staatssecretaris van Financiën. Op 12 mei 2017 heeft de Hoge Raad deze zaak in overeenstemming met de uitspraak van het HvJ afgedaan.
Schumacker-doctrine
Algemeen uitgangspunt in het internationale belastingrecht is dat de woonstaat van een belastingplichtige in beginsel rekening dient te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van de belastingplichtige. In het arrest Schumacker uit 1995 besliste het HvJ echter dat de werkstaat rekening moet houden met de persoonlijke situatie van belanghebbende indien deze geen inkomsten van betekenis genereert in zijn woonstaat, hij ten minste nagenoeg zijn gehele belastbaar inkomen (ten minste 90%) in die werkstaat verwerft en de woonstaat hem daardoor niet de fiscale voordelen kan toekennen die voorvloeien uit het in aanmerking nemen van zijn persoonlijke en gezinssituatie (de Schumacker-doctrine).
De uitspraak van het HvJ
In casu kan Spanje als zijnde de woonstaat van de betrokkene niet (volledig) rekening houden met diens persoonlijke en gezinssituatie. Tevens verwerft belanghebbende nagenoeg zijn gehele inkomen buiten zijn woonstaat, zij het niet in één werkstaat maar 60% in Nederland en 40% in Zwitserland. Het HvJ nuanceert nu echter de eerdergenoemde (harde) 90%-eis door te stellen dat als het inkomen wordt verworven in meer dan een werkstaat, de aftrek in die werkstaten pro rata moet worden bepaald. Derhalve dient Nederland als een van de werkstaten een aftrek te verlenen van 60% van de hypotheekrente in verband met de woning in Spanje. Het HvJ is van mening dat het feit dat een belastingplichtige het grootste deel van zijn inkomen in meerdere lidstaten (anders dan zijn woonstaat) verdient, niet van invloed mag zijn op de toepassing van de Schumacker-doctrine. Van doorslaggevend belang is namelijk dat de woonstaat de persoonlijke en gezinssituatie van een belastingplichtige niet in aanmerking kan nemen wegens het ontbreken van voldoende inkomen in die lidstaat om de daarmee samenhangende fiscale voordelen te kunnen verlenen, terwijl elders wel rekening kan worden gehouden met deze persoonlijke en gezinssituatie omdat de belastingplichtige daar voldoende inkomen genereert.
Gevolgen van dit arrest
Op basis van dit arrest zal (in de situatie van werken in meerdere lidstaten) elke werkstaat naar rato van het daar verdiende inkomen rekening dienen te houden met de persoonlijke en gezinssituatie van het betrokken individu indien daarmee geen rekening kan worden gehouden in de woonstaat.
Op basis van de uitkomst van dit arrest zou het thans gehanteerde inkomenscriterium zoals neergelegd in de regels omtrent de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige (‘geheel of nagenoeg geheel'/ten minste 90%) moeten worden herzien. Vooralsnog is onduidelijk wat de exacte praktische gevolgen van bovengenoemde uitspraak zullen zijn. De uitspraak roept namelijk ook nog veel praktische vragen op over in hoeverre Nederland als werkstaat rekening dient te houden met de persoonlijke en gezinssituatie (pro rata, iedere aftrekpost of slechts de met de woonstaat vergelijkbare aftrekposten, etc.?).
Esther Schutte en William Donders
Bron: KPMG Meijburg
52