Belangrijkste wijzigingen
- In de eerste plaats wordt voorgesteld het Nederlandse arbitragerecht te moderniseren. Een voorbeeld hiervan is dat door de wet nadrukkelijk de mogelijkheid wordt geschapen om ook gebruik te maken van eigentijdse elektronische middelen (zoals het versturen van processtukken per e-mail). De wet moet niet aan het gebruik van dergelijke middelen in de weg staan. Onduidelijkheid daaromtrent wordt met de wet weggenomen.
- In de tweede plaats is voorgesteld om "best practices" uit de bestaande arbitragepraktijk te codificeren, zonder een onnodig gedetailleerde werkwijze voor te schrijven. De Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht heeft hierop ook gewezen. Voorbeelden hiervan zijn de regels die in de wet zijn opgenomen over de schriftelijke fase in een arbitragegeding en de plaatsopneming en bezichtiging. De wet legt daarmee een fundament onder de bestaande arbitragepraktijk en legt dit fundament met het oog op de toekomst vast. De wet biedt ruimte voor partijen om andersluidende regels overeen te komen die zijn toegesneden op beslechting van hun geschil.
- In de derde plaats zorgt de wet voor een lastenvermindering voor partijen. Een voorbeeld daarvan is de bepaling om de deponering van een vonnis bij de rechtbank niet meer verplicht te stellen. Partijen kunnen hiervoor vrijwillig kiezen. Zodoende kan op de met deponering gepaard gaande kosten worden bespaard.
- In de vierde plaats is voorgesteld om de procedures voor vernietiging van een arbitraal vonnis te beperken tot één feitelijke instantie, namelijk het gerechtshof. Deze stroomlijning scheelt partijen tijd en geld, aangezien er een rechtsgang (de rechtbank) vervalt. Het spreekt voor zich dat arbitrage door de voorgestelde wijzigingen aan aantrekkelijkheid wint.
- In de vijfde plaats beoogt de wetgever met de wet Nederland interessanter te maken voor internationale arbitrages. De wet zorgt hiervoor door institutionele wraking mogelijk te maken. Dit sluit aan bij de internationale arbitragepraktijk.
- In de zesde plaats strekt de wet ertoe het vertrouwen van consumenten in arbitrages te vergroten. Voorgesteld is het arbitraal beding op de zwarte lijst van onredelijke bezwarende bedingen te plaatsen. Dit zorgt ervoor dat een geschil tussen een consument en een ondernemer niet zomaar door middel van arbitrage kan worden beslecht. Als een consument iets koopt en in de algemene voorwaarden bij dit product staat dat een eventueel geschil wordt beslecht door middel van arbitrage, moet de consument (als de ondernemer zich op deze bepaling beroept) een bedenktijd worden geboden van een maand. In die maand heeft de consument de mogelijkheid om aan te geven dat hij liever naar de overheidsrechter gaat. De consument heeft door de wet dus een maand de tijd om te kiezen voor arbitrage of niet. Voor de bescherming van consumenten als in de wet bestaat brede steun van de Adviescommissie voor burgerlijk procesrecht, Raad voor de rechtspraak, Nederlandse vereniging voor de rechtspraak en Koninklijke Beroepsorganisatie van Gerechtsdeurwaarders.
- Verder bevat de wet tal van redactionele wijzigingen, zoals het in één afdeling plaatsen van alle bepalingen over hoger beroep. De redactionele wijzigingen beogen weliswaar geen inhoudelijke wijzigingen te bewerkstelligen, maar brengen wel meer duidelijkheid in de bedoeling van de wetgever en dienen de rechtszekerheid.
Bron: Ministerie van Justitie
Informatiesoort: Nieuws
Rubriek: Bronbelasting