De Nederlandse Orde van Belastingadviseurs heeft commentaar geleverd op het wetsvoorstel vereenvoudiging belastingteruggaaf oninbare vorderingen.

De belangrijkste kritiekpunten en vragen zijn:

  • Gezien de nodige administratieve aanpassingen die in het bedrijfsleven moeten worden doorgevoerd (ERP-systemen en aangifteprogramma's), is het van belang om zo snel mogelijk helderheid te krijgen over de wijze waarop correcties in de aangifte moeten worden verwerkt.
  • Is het de bedoeling is om een nieuw criterium te introduceren voor het ontstaansmoment van het recht op teruggaaf wegens oninbare vorderingen? Of is het de bedoeling dat de jurisprudentie en het daarin ontwikkelde redelijkheidscriterium nog steeds als leidend wordt beschouwd? Tevens moeten het recht op teruggaaf (artikel 29 leden 1 en 2 Wet OB 1968) en de daarmee corresponderende correctie op de aftrek (artikel 29 lid 7 Wet OB 1968) op elkaar worden afgestemd.
  • Het is niet geheel duidelijk of de termijnen van één jaar in de concept artikelen 29 leden 2 en 7 Wet OB 1968 en 92 lid 2 Wbm fatale termijnen zijn.
  • Zijn artikel 29 leden 5, 6 en 8 Wet OB 1968 daadwerkelijk in overeenstemming met het EU-recht?
  • Geldt het overgangsrecht bij beide artikelen ook voor vorderingen die reeds vóór 1 januari 2017 als oninbaar moeten worden beschouwd?
Het volledige commentaar staat in dit document.

 

Bron: NOB

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Invordering

1

Gerelateerde artikelen