Burgers, belastingadviseurs, beleggers en ondernemers hebben in een brief aan het kabinet een gezamenlijke oproep gedaan om de vermogensrendementsheffing aan te passen. De massale oproep komt van onder meer Register Belastingadviseurs, beleggersclub Vereniging van Effectenbezitters en Ondernemend Nederland. Ze geven staatssecretaris Snel (Financiën) tot het einde van het jaar om de box 3-heffing aan te passen.
De belangenclubs vinden dat de vermogensrendementsheffing in de huidige vorm strijdig is met het recht op eigendom, zoals vastgelegd in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM). Hoewel de wetgever per 2017 een wijziging heeft doorgevoerd in het box 3-systeem, blijft volgens de briefschrijvers het voornaamste probleem bestaan: het (door de fiscus belaste) fictieve inkomen kan nog steeds enorm afwijken van het werkelijk inkomen. Dit soort belastingen ondermijnt het vertrouwen in een rechtvaardige overheid. Dat is iets dat de ondertekenaars niet willen, want het is slecht voor de rechtsstaat, de belastingmoraal en voor de samenleving als geheel.
De kwestie heeft geleid tot juridische procedures van belastingplichtigen. Inmiddels heeft de rechter geoordeeld dat het oude box 3-stelsel onder omstandigheden in strijd kan zijn met het eigendomsrecht. De heffing in box 3 is met ingang van 1 januari 2017 gewijzigd. Vóór die datum kende box 3 een verondersteld rendement van 4%. Vanaf 2017 worden vermogens echter in categorieën onderverdeeld. Elke categorie krijgt zijn eigen forfaitair rendement: voor lage vermogens rekent de fiscus met een lager rendement dan voor hogere vermogens. De briefschrijvers vinden deze nieuwe heffing echter nog steeds te hoog.
Uit oogpunt van rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid geven de Nederlandse ondernemers en adviseurs de voorkeur aan een belasting op basis van het daadwerkelijk rendement. Het daadwerkelijk behaalde rendement is vast te stellen wanneer sprake is van ‘inkomen uit sparen’ (bank-, spaartegoeden, deposito’s) en ‘inkomen uit belegd vermogen’ (bijvoorbeeld aandelen, obligaties, beleggingsfondsen). Het behaalde rendement kan worden bepaald uit de gegevens die jaarlijks bij de Belastingdienst aangeleverd worden. Wanneer de fiscus het daadwerkelijk behaalde rendement niet niet kan vaststellen (bijvoorbeeld bij vastgoed) dan kan voor die vermogensbestanddelen een forfait worden bepaald door de zogeheten ‘Ultimate Forward Rate’ (UFR) te gebruiken als rendementspercentage of worden aangesloten bij de nominale rente die de Staat zelf betaald over langjarige leningen. Dit is het rendement dat voor de professionele beleggers van pensioenfondsen en verzekeraars wordt gehanteerd.
'De wetgever dient deze handschoen op te pakken. Ook als dat betekent dat een herziening van box 3 op korte termijn leidt tot een lagere belastingopbrengst, omdat de rendementen zo laag zijn. Dit ondermijnt de belastingmoraal', zegt Fons Overwater, voorzitter van het Register Belastingadviseurs.
Bron: Redactie TaxLive