De rechtbank oordeelt dat de inspecteur slaagt in de op hem rustende last om aannemelijk te maken dat X en Y voor 2018 niet de vereiste aangifte hebben gedaan. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV terecht rekening gehouden met de contante stortingen en een vergrijpboete opgelegd.

Na een inzageverzoek bij de Rabobank en ABN Amro Bank in verband met de aangifte IB/PVV 2018 ontdekt de inspecteur diverse contante stortingen op de bankrekeningen van X en haar echtgenoot Y. De inspecteur corrigeert de aangifte IB /PVV 2018 en neemt de contante stortingen in aanmerking als ROW. Daarnaast legt de inspecteur een vergrijpboete op. In beroep is in geschil of de vereiste aangifte is gedaan en of de aanslag en vergrijpboete terecht zijn opgelegd.

De rechtbank oordeelt dat de inspecteur slaagt in de op hem rustende last om aannemelijk te maken dat X en Y voor 2018 niet de vereiste aangifte hebben gedaan. De inspecteur heeft bij het opleggen van de aanslag IB/PVV terecht rekening gehouden met de contante stortingen en een vergrijpboete opgelegd. X en Y hebben onvoldoende verklaring gegeven voor de contante stortingen. De rechtbank acht aannemelijk dat de bedragen afkomstig zijn uit (niet-aangegeven) inkomen verdiend met werkzaamheden. De vergrijpboete wordt ambtshalve verminderd vanwege de overschrijding van de redelijke termijn. X' beroep is deels gegrond. 

[Bron Uitspraak]

Wetsartikelen:

Wet inkomstenbelasting 2001 3.90

Algemene wet inzake rijksbelastingen 67d

Algemene wet inzake rijksbelastingen 27e

Instantie: Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Rubriek: Inkomstenbelasting, Fiscaal bestuurs(proces)recht

Editie: 2 mei

Informatiesoort: VN Vandaag

607

Inhoudsopgave van deze editie

Gerelateerde artikelen