Advocaat-Generaal (hierna: ‘A-G') Van Hilten bevestigt in haar conclusie het oordeel van het Hof in de zaak PPG Holdings BV (hierna: ‘PPG'). Indien de Hoge Raad deze conclusie volgt heeft PPG recht op aftrek van btw die drukt op de kosten die zij heeft gemaakt ten behoeve van haar ondernemingspensioenfonds. De conclusie geeft hiermee geen nieuwe inzichten in de mogelijke aftrekbaarheid van btw die drukt op kosten gemaakt door een onderneming ten behoeve van een pensioenfonds.

Conclusie A-G Van Hilten

In deze zaak oordeelde Hof Arnhem-Leeuwarden eerder, naar aanleiding van de beantwoording van prejudiciële vragen door het Europese Hof van Justitie, dat de kosten die PPG ten behoeve van haar pensioenfonds heeft gemaakt als algemene kosten moeten worden aangemerkt, als gevolg waarvan de hierop drukkende btw bij PPG aftrekbaar is. De A-G bevestigt dit oordeel.
 
Daarnaast bevestigt de A-G dat de stelling van de inspecteur dat btw verschuldigd is door PPG omdat de diensten tegen een vergoeding in natura aan het pensioenfonds ter beschikking worden gesteld, te laat in de rechtsgang is ingebracht en daarom niet behoeft te worden beoordeeld.
 
Tot slot bevestigt de A-G het oordeel van het gerechtshof dat PPG door het op zich nemen van de kosten voor het pensioenfonds geen personeelsverstrekking of personeelsvoorziening treft die op basis van het Besluit Uitsluiting Aftrek (BUA) tot een aftrekbeperking leidt.

Gevolgen

Binnen de huidige governance-regels voor pensioenfondsen is het uitgangspunt dat pensioenfondsen zelf de kosten voor het beheer, administratie en dergelijke moeten dragen. In dat verband lijkt het belang van de PPG-procedure in de huidige praktijk beperkt.
 
PwC ziet echter nog steeds mogelijkheden om op basis van de uitgangspunten van de PPG-zaak aftrek te realiseren voor de btw die drukt op de kosten die het pensioenfonds zelf maakt. 
 
 

Bron: PwC

Informatiesoort: Nieuws

Rubriek: Omzetbelasting

1

Gerelateerde artikelen